ECLI:NL:CRVB:2008:BG3007
Centrale Raad van Beroep
Intrekking van WAJONG-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAJONG-uitkering van appellant per 16 februari 2006, zoals vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank Roermond had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij het Uwv zich baseerde op een medische beoordeling die vrijwel ongewijzigd was ten opzichte van een eerdere beoordeling. Echter, de arbeidskundige beoordeling had geleid tot de conclusie dat er andere functies beschikbaar waren die een hogere resterende verdiencapaciteit opleverden, waardoor de mate van arbeidsongeschiktheid lager werd ingeschat.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zijn gemachtigde, mr. Z.M. Alaca, aanvoerde dat het onbegrijpelijk was dat de uitkering werd ingetrokken terwijl de medische situatie van appellant niet was veranderd. Het Uwv verdedigde zich door te stellen dat de arbeidskundige beoordeling ook een belangrijke rol speelt in de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant en het Uwv overwogen en geconcludeerd dat de grief van appellant over de niet-tijdige motivering van de signaleringen door de bezwaararbeidsdeskundige doel trof. De Raad oordeelde dat de rechtbank het beroep gegrond had moeten verklaren en het bestreden besluit had moeten vernietigen, maar met instandlating van de rechtsgevolgen.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,-. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M. Lochs als griffier, op 31 oktober 2008.