ECLI:NL:CRVB:2008:BG2731
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WAO-uitkering bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd zonder leeftijdsdiscriminatie
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WAO-uitkering van appellant, die op 4 juli 2005 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) is vastgesteld. De beëindiging van de uitkering is ingegaan op de eerste dag van december 2005, omdat appellant op dat moment de 65-jarige leeftijd bereikte. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 16 augustus 2005. Hierop heeft appellant beroep aangetekend bij de rechtbank Amsterdam, die op 18 oktober 2006 de uitspraak deed dat het beroep ongegrond was. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 18 september 2008 is appellant niet verschenen, maar het Uwv was vertegenwoordigd door F.G.E. Houtbeckers. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat de beëindiging van de uitkering bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd dwingendrechtelijk is voorgeschreven in artikel 49, eerste lid, van de WAO. De Raad heeft de stelling van appellant dat er sprake is van leeftijdsdiscriminatie verworpen, verwijzend naar eerdere jurisprudentie.
Daarnaast heeft de Raad opgemerkt dat de anticumulatie van Duitse en Nederlandse uitkeringen niet aan de orde is in deze procedure, en dat er geen aanleiding is om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. De Raad heeft geconcludeerd dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank voor bevestiging in aanmerking komt en heeft de uitspraak van de rechtbank bekrachtigd. De beslissing is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, op 30 oktober 2008.