ECLI:NL:CRVB:2008:BG1718
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering en verzoek om herziening zonder nieuwe feiten
In deze zaak heeft appellant, wonende in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2007, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had eerder, op 21 april 1999, geweigerd appellant een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering toe te kennen, omdat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt was bevonden. Appellant heeft in de loop der jaren verschillende verzoeken tot herziening ingediend, maar het Uwv heeft deze verzoeken steeds afgewezen, onder verwijzing naar het ontbreken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 oktober 2008 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad heeft vastgesteld dat de ingebrachte stukken in bezwaar geen nieuwe medische informatie bevatten en veelal niet betrekking hebben op de datum in geding. De Raad heeft zich kunnen vinden in het oordeel van de rechtbank dat er geen aanleiding was om het eerdere besluit van 21 april 1999 te herzien. De rechtbank had eerder al geconcludeerd dat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die een herziening van het besluit rechtvaardigden. De Raad heeft het hoger beroep van appellant dan ook ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van griffier W. Altenaar, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.