ECLI:NL:CRVB:2008:BG1539
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van beperkingen in verband met psychische en fysieke aandoeningen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de herziening van haar WAO-uitkering aan de orde is. Appellante ontvangt sinds 10 juli 2003 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), met een vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 17 oktober 2008, waarbij de juistheid van de vastgestelde beperkingen in verband met een depressief toestandsbeeld, pijnstoornis en postwhiplashsyndroom centraal stond.
De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat zij zich kon verenigen met de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad heeft de rapporten van psychiater dr. M.L. Stek en neuroloog E. Oosterhoff beoordeeld, maar geconcludeerd dat deze rapporten niet specifiek zijn toegesneden op de criteria voor herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv rekening heeft gehouden met de bestaande beperkingen van appellante en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) correct was weergegeven.
De Raad heeft de conclusies van de bezwaarverzekeringsartsen Admiraal en Hovy onderschreven, die in hun rapporten hebben aangegeven dat de FML niet aangepast hoefde te worden. De Raad heeft geoordeeld dat appellante op de datum in geding, 14 oktober 2004, in staat was om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen, wat resulteerde in een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Het hoger beroep van appellante is derhalve afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.