ECLI:NL:CRVB:2008:BF9112
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering ontheffing arbeidsverplichtingen op basis van de WWB
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland ongegrond werd verklaard. Appellant en zijn echtgenote ontvangen sinds 1 juni 2003 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het College had appellant in een eerder besluit van 2 februari 2005 mededelingen gedaan over zijn arbeidsverplichtingen, waarbij aan zijn echtgenote ontheffing werd verleend, maar aan appellant niet. Het College stelde dat appellant voldoende mogelijkheden had om aan het arbeidsproces deel te nemen, gebaseerd op een rapportage van Argonaut BV.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij volledig arbeidsongeschikt is en heeft zich gemotiveerd tegen de eerdere uitspraak gekeerd. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, evenals de rapportages van Argonaut. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het College op goede gronden heeft geweigerd om appellant ontheffing van zijn arbeidsverplichtingen te verlenen. De Raad ziet geen dringende redenen die een ontheffing rechtvaardigen en oordeelt dat de rapportages van Argonaut deugdelijk zijn. Appellant heeft geen medische of arbeidskundige gegevens overgelegd die aanleiding geven tot twijfel aan de conclusies van het College.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier, op 14 oktober 2008.