ECLI:NL:CRVB:2008:BF8053
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.F. Bandringa
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Weigering ziekengeld en onjuiste maatstaf bij beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van ziekengeld aan appellant, die zich ziek had gemeld na een periode van werken als schoonmaker. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de functie van productiemedewerker als maatstaf gehanteerd, wat door de Centrale Raad van Beroep als onjuist werd beoordeeld. Appellant had zich op 19 mei 2005 ziek gemeld vanwege griep, maar meldde ook klachten aan zijn handen en psychische klachten. De verzekeringsarts concludeerde dat zijn klachten niet waren toegenomen en het Uwv besloot dat appellant vanaf 10 september 2005 geen recht meer had op ziekengeld. Appellant ging in bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond.
De rechtbank oordeelde dat er voldoende gegevens waren om de beslissing van het Uwv te onderbouwen, maar appellant stelde dat de functie van schoonmaker als zijn laatste arbeid had moeten worden aangemerkt. In hoger beroep erkende de gemachtigde van het Uwv dat de beoordeling ten onrechte was gebaseerd op de functie van productiemedewerker. De Raad oordeelde dat de laatstelijk verrichte arbeid als schoonmaker moest worden beschouwd, en dat het Uwv een onjuiste maatstaf had gehanteerd. Dit leidde tot de vernietiging van het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak.
De Raad oordeelde dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar moest nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.288,- bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste maatstaf bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en het recht op ziekengeld.