ECLI:NL:CRVB:2008:BF7922

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-582 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheidseisen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 18 december 2006, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, vertegenwoordigd door mr. P.J. van ’t Hoff, heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij door diverse gezondheidsklachten, waaronder burn-out en psoriasis, niet in staat is om loonvormende arbeid te verrichten. Hij stelt dat hij geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft en dat er een urenbeperking van vier uur per dag moet worden aangenomen.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 oktober 2008 uitspraak gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat de door appellant aangevoerde argumenten in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten bevatten ten opzichte van de eerdere procedure. Er zijn geen nieuwe, objectieve medische gegevens overgelegd die aantonen dat appellant meer beperkingen heeft dan eerder vastgesteld. De Raad concludeert dat appellant op de datum in geding in staat was de hem voorgehouden functies te verrichten en dat de belasting van deze functies zijn belastbaarheid niet overschrijdt.

De Raad heeft daarom het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en F.A.M. Stroink als leden, in aanwezigheid van griffier M.C.T.M. Sonderegger.

Uitspraak

07/582 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 18 december 2006, (05/3602) (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 10 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.J. van ’t Hoff, werkzaam bij Stichting Rechtsbijstand te Tilburg, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2008, waar appellant noch zijn gemachtigde is verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. F.A. Put.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een overzicht van de relevante feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
1.2. Bij besluit van 20 januari 2005 (lees: 2004) heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant per 19 oktober 2004 (hierna: datum in geding) herzien en nader vastgesteld op 55-65%.
1.3. Bij besluit van 17 oktober 2004 (hierna: bestreden besluit) is het bezwaar gegrond verklaard en is de uitkering per datum in geding vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid per de datum in geding vastgesteld van 65-80%.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij wegens burn-out, psoriasis en lage rug- en gewrichtsklachten niet in staat is loonvormende arbeid te verrichten. Appellant heeft geen duurzaam benutbare mogelijkheden en als al aangenomen moet worden dat hij die wel heeft dient - evenals voorheen - een urenbeperking van vier uur per dag in aanmerking te worden genomen. Anders dan het Uwv stelt was de behandelend psychotherapeut wel op de hoogte van de gezondheidstoestand van appellant rond de datum in geding. Appellant was toen weliswaar niet bij hem onder behandeling, maar was toen wel al enige jaren bij collega’s onder behandeling en de gegevens waren beschikbaar.
4.1. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met zijn stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. Er zijn geen nieuwe, objectieve medische gegevens overgelegd waaruit blijkt dat appellant meer beperkingen heeft dan in de FML zijn opgenomen. Ook is niet onderbouwd waarom appellant niet in staat is meer dan vier uur per dag te werken. Naar het oordeel van de Raad zijn er geen dusdanige beperkingen die een urenbeperking rechtvaardigen.
4.2. De Raad acht voorts voldoende onderbouwd dat appellant op de datum in geding de hem voorgehouden functies kon verrichten. De belasting van de functies overschrijden de belastbaarheid van appellant niet.
4.3. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en F.A.M. Stroink als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2008.
(get.) G. van der Wiel.
(get) M.C.T.M. Sonderegger.
CVG