ECLI:NL:CRVB:2008:BF7919

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-5542 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidskundige component in WAO-uitkering geschil

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. De rechtbank had op 4 september 2006 geoordeeld dat het besluit van het Uwv om de WAO-uitkering van betrokkene in te trekken, niet voldoende was onderbouwd op het gebied van de arbeidskundige component. De rechtbank verklaarde het beroep van betrokkene gegrond voor het arbeidskundige gedeelte en vernietigde het bestreden besluit, terwijl het beroep voor het overige ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de aanpassingen in het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) niet alle tekortkomingen hadden verholpen die eerder door de Raad waren vastgesteld. De rechtbank stelde dat de arbeidskundige beoordeling niet voldeed aan de vereisten van transparantie en toetsbaarheid, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad oordeelde dat de arbeidskundige component van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet als een zelfstandig deelbesluit kan worden aangemerkt. Dit betekent dat een besluit tot vaststelling van het recht op een WAO-uitkering niet kan worden vernietigd op basis van de arbeidskundige beoordeling alleen. De Raad concludeerde dat de toelichting die in hoger beroep werd gegeven, voldoende was om te concluderen dat de belasting in de geduide functies de belastbaarheid van betrokkene niet overschreed. Hierdoor kon het bestreden besluit in stand blijven, ondanks de eerdere tekortkomingen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de arbeidskundige beoordeling en verklaarde de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand.

Uitspraak

06/5542 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 4 september 2006, 06/1374 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
appellant.
Datum uitspraak: 10 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2008.
Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Reitsma.
Betrokkene is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een uitgebreidere weergave van de feiten en omstandigheden van belang verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat hier met het volgende.
1.2. Bij besluit van 12 oktober 2005 heeft het Uwv de WAO-uitkering van betrokkene met ingang van 13 december 2005 ingetrokken.
1.3. Bij besluit van 21 februari 2006 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 21 februari 2006 ongegrond verklaard.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep voor zover gericht tegen het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit gegrond verklaard, het besluit in zoverre vernietigd, het beroep voor het overige ongegrond verklaard en appellant opgedragen, voor zover het bestreden besluit is vernietigd, een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft tevens beslissingen gegeven omtrent vergoeding aan betrokkene van griffierecht en proceskosten. De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet in geschil is. Ten aanzien van de arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit heeft de rechtbank, samengevat weergegeven, overwogen dat met de aanpassingen die appellant heeft aangebracht in het Claimbeoordelings-en Borgingssysteem (CBBS) niet alle onvolkomenheden van dat systeem zijn opgeheven die de Raad in zijn uitspraken van 9 november 2004 (LJN: AR4719) heeft geconstateerd. Naar het oordeel van de rechtbank is dat wel het geval indien in de FML (of middels het verstrekken van een lijst) de normaalwaarden inclusief interpretatiekader van het CBBS-handboek worden weergegeven én indien ten aanzien van alle signaleringen (M,G en *) wordt verklaard waarom de functie ondanks de signalering op dat punt geschikt kan worden geacht. Dit heeft de rechtbank tot het oordeel geleid dat de onderhavige schatting een als ontoereikend aan te merken niveau van transparantie, verifieerbaarheid en toetsbaarheid ontbeert, zodat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft er op gewezen dat het bestreden besluit enkel wat betreft de arbeidskundige kant van de schatting wordt vernietigd, dat appellant ten aanzien van dat gedeelte wordt opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen en dat de medische kant van de schatting kan standhouden.
3.1. In een rapportage van 25 oktober 2006 heeft de bezwaararbeidsdeskundige
W.L. Wijngaards namens appellant – naar aanleiding van de in de uitspraken van de Raad van 12 oktober 2006 (LJN: AY9971) gegeven criteria – de arbeidskundige beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene nader gemotiveerd door in aanvulling op de reeds in de arbeidskundige rapportage van 10 februari 2006 gegeven motivering een toelichting te geven op alle signaleringen die door het CBBS bij de voor betrokkene geselecteerde functies zijn aangegeven. Ter zitting heeft de gemachtigde van appellant de Raad verzocht een uitspraak te doen die er toe strekt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak onder meer beslist:
“verklaart het beroep voor zover gericht tegen het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit gegrond en vernietigt het bestreden besluit in zoverre;”
4.3. Zoals de Raad heeft geoordeeld in zijn uitspraak van 16 maart 2005 (LJN: AT 1852) is de arbeidskundige component van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet aan te merken als een zelfstandig deelbesluit en kan een besluit tot vaststelling van het recht op een WAO-uitkering dan ook niet in zoverre worden vernietigd. De aangevallen uitspraak kan bijgevolg in zoverre geen stand houden.
4.4. De Raad overweegt verder dat met de in de rapportage van 25 oktober 2006 weergegeven toelichting voldoende is gemotiveerd dat de belasting in de geduide functies de belastbaarheid van betrokkene niet overschrijdt zodat deze functies aan de onderhavige besluitvorming ten grondslag konden worden gelegd. Nu deze toelichting eerst in hoger beroep is gegeven, moet het bestreden besluit vernietigd worden.
4.5. De Raad wijst er voorts op dat hij in zijn uitspraak van 22 februari 2008 (LJN:BC4826) heeft geoordeeld dat zijn hiervoor genoemde uitspraak van 12 oktober 2006 geen steun biedt voor het oordeel van de rechtbank dat toereikende inzichtelijkheid en toetsbaarheid van de schatting slechts kan worden bereikt als appellant een lijst met normaalwaarden inclusief interpretatiekader verstrekt. Er bestaat dan ook aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand te laten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover de gegrondverklaring van het beroep in beperkt tot het arbeidskundig gedeelte van het bestreden besluit, het bestreden besluit is zoverre is vernietigd, het beroep voor het overige ongegrond is verklaard en het Uwv is opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen;Vernietigt het besluit op bezwaar van 21 februari 2006;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en
F.A.M. Stroink als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van
M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2008.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
TM