ECLI:NL:CRVB:2008:BF7592

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-1770 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaartermijn en schikkingsvoorstel in het bestuursrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. Appellant ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en zijn recht op bijstand werd opgeschort. Na een besluit tot intrekking van de bijstand heeft appellant bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de geschriften die binnen de bezwaartermijn zijn ingediend door de gemachtigde van appellant, niet als bezwaarschrift kunnen worden aangemerkt. Het schikkingsvoorstel dat door de gemachtigde is gedaan, wordt niet als een geldig bezwaar beschouwd. De Raad stelt vast dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding is en bevestigt de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar tegen het besluit van 20 oktober 2005. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 8 oktober 2008.

Uitspraak

07/1770 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 12 februari 2007, 06/2825 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond (hierna: College)
Datum uitspraak: 8 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.A.W. Ketelaars, advocaat te Helmond hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 27 augustus 2008, waar partijen - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontving met ingang van 20 april 2004 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden. Bij besluit van 8 september 2005 is zijn recht op bijstand opgeschort vanaf 7 september 2005 met toepassing van artikel 54, eerste lid, van die wet. Tegen dit besluit is namens appellant bezwaar gemaakt.
1.2. Bij besluit van 20 oktober 2005 is de bijstand van appellant ingetrokken over de periode van 20 april 2004 tot en met 6 september 2005. Daarbij zijn de over deze periode gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 16.364,54 van appellant teruggevorderd.
1.3. Bij brief van 4 november 2005 heeft mr. Ketelaars, namens appellant, in reactie op het besluit van 20 oktober 2005 het College een schikkingsvoorstel gedaan. Hij heeft daarbij opgemerkt dat dit voorstel niet dient te worden aangemerkt als gedingstuk en dat hij, indien nodig, tijdig bezwaar zal maken tegen het besluit van 20 oktober 2005.
1.4. Bij brief van 8 november 2005 heeft het College te kennen gegeven het schikkingsvoorstel af te wijzen. Het College heeft daarbij opgemerkt bereid te zijn de behandeling van het bezwaar tegen de opschorting te voegen met het ‘nog te ontvangen bezwaarschrift’ tegen het besluit van 20 oktober 2005.
1.5. Bij brief van 10 november 2005 heeft mr. Ketelaars, namens appellant, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van het schikkingsvoorstel.
1.6. Bij brief van 16 november 2005 heeft mr. Ketelaars het bezwaar van 10 november 2005 ingetrokken en daaraan toegevoegd dat telefonisch is afgesproken dat een termijn voor het aanvoeren van gronden in de zaak met nummer 05/3001 WWB zal worden geboden tot 21 december aanstaande.
1.7. Bij schrijven van 19 december 2005 heeft mr. Ketelaars aangegeven dat door middel van het bezwaar tegen de opschorting en na voeging met de zaak 05/3001 WWB tijdig bezwaar is gemaakt tegen het besluit van 20 oktober 2005. Voorts heeft hij bij dit schrijven nadere gronden ingediend, behorend bij het bezwaar tegen het besluit van 20 oktober 2005.
2. Bij besluit van 1 mei 2006 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 8 september 2005 ongegrond verklaard en het bezwaar tegen het besluit van 20 oktober 2005 niet-ontvankelijk verklaard.
3.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, voor zover dit gericht is tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar tegen het besluit van 20 oktober 2005. De rechtbank heeft beroep voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
3.2. Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat op 16 november 2005 in een telefonisch onderhoud met een medewerker van de gemeente Helmond is meegedeeld dat abusievelijk wel bezwaar is gemaakt tegen de afwijzing van het schikkingsvoorstel, maar niet tegen het besluit tot intrekking en terugvordering. Afgesproken is dat appellant tot 21 december 2005 de gelegenheid zou krijgen om nadere gronden aan te voeren tegen het besluit tot intrekking en terugvordering en dat de beide procedures gevoegd zouden worden behandeld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Op basis van de gedingstukken stelt de Raad vast dat het ervoor moet worden gehouden dat niet tijdig bezwaar is gemaakt tegen het besluit van 20 oktober 2005. De binnen de bezwaartermijn van zes weken ingediende geschriften door mr. Ketelaars zijn niet als bezwaarschrift aan te merken. De brief van 4 november 2005 betreft een schikkingsvoorstel. Mr. Ketelaars heeft nadrukkelijk te kennen gegeven dat deze brief niet als gedingstuk is te beschouwen en daaraan toegevoegd dat zonodig tijdig bezwaar zal worden aangetekend. Evenmin is de brief van 16 november 2005 te duiden als bezwaar tegen het besluit van 20 oktober 2005. De opmerking dat een termijn is gegund voor het aanvoeren van gronden in de zaak met nummer 05/3001 WWB geeft geen aanleiding om aan te nemen dat bedoeld is bezwaar te maken tegen het besluit van 20 oktober 2005. De zaak met nummer 05/3001 WWB betreft namelijk het kenmerk van de rechtbank ter afdoening van het verzoek om voorlopige voorziening tegen het opschortingsbesluit.
4.2. In de namens appellant aangevoerde omstandigheden ziet de Raad geen aanleiding om aan te nemen dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, als bedoeld in artikel 6:11 Algemene wet bestuursrecht. De door het College aangegeven bereidheid tot voeging van procedures heeft het College uitdrukkelijk gekoppeld aan de indiening van een bezwaarschrift tegen het besluit van 20 oktober 2005. Naar het oordeel van de Raad dient ook de termijnstelling voor het indienen van nadere gronden te worden bezien vanuit de notie dat eerst bezwaar tegen het besluit van 20 oktober 2005 dient te worden gemaakt. Niet is gebleken dat het College heeft te kennen gegeven dat het maken van separaat bezwaar tegen het besluit van 20 oktober 2005 achterwege kon blijven.
4.3. Gelet op hetgeen is overwogen in 4.1 en 4.2 oordeelt de Raad dat terecht is overgegaan tot niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar tegen het besluit van 20 oktober 2005.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en R.H.M. Roelofs en H.C.P. Venema als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.J. Bernhagen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2008.
(get.) R.M. van Male.
(get.) M.J. Bernhagen.
IJ