ECLI:NL:CRVB:2008:BF6465

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-1031 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdiscontering van de waarde van een OV-jaarkaart in het maatmanloon en de vraag of korting voor gezinsleden als voordeel uit dienstbetrekking kan worden aangemerkt

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv werd afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat de wijze waarop het Uwv de waarde van de OV-jaarkaart eerste klasse, waarvoor appellant maandelijks een vergoeding ontving van zijn werkgever, in het maatmanloon had verdisconteerd, niet onjuist was. Appellant ontving een vergoeding van € 398,11 per maand van zijn werkgever voor de OV-jaarkaart, die hem ook de mogelijkheid bood om gezinsleden tegen een gereduceerd tarief te laten reizen. De rechtbank oordeelde dat dit voordeel voor gezinsleden niet als een voordeel uit de arbeidsovereenkomst van appellant kon worden aangemerkt, maar als een voordeel dat door de NS werd verstrekt aan houders van de OV-kaart.

Appellant was het niet eens met deze overweging en stelde hoger beroep in. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het voordeel voor gezinsleden niet voortvloeide uit de dienstbetrekking van appellant. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De griffier was M.C.T.M. Sonderegger. De uitspraak vond plaats op 12 september 2008, na een zitting op 1 augustus 2008, waar appellant in persoon aanwezig was en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. B.R.H. Barendregt.

Uitspraak

07/1031 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 3 januari 2007, 06/2289 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 12 september 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A. Faber-Speksnijder, werkzaam bij de Stichting Univé Rechtshulp, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2008.
Appellant is in persoon verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. B.R.H. Barendregt.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit op bezwaar van 25 april 2006 (bestreden besluit), waarbij het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant nader heeft vastgesteld naar de klasse van 55 tot 65%, ongegrond verklaard.
1.1. De rechtbank heeft bij haar uitspraak geoordeeld dat de wijze waarop het Uwv de waarde van de OV-jaarkaart eerste klasse, voor de aanschaf waarvan appellant maandelijks van zijn werkgever een vergoeding van € 398,11 ontving, in het maatmanloon heeft verdisconteerd, niet onjuist is.
1.2. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het gegeven dat appellant als houder van een OV-kaart voor gezinsleden tegen een gereduceerde prijs een OV-jaarkaart kon aanschaffen waarmee die gezinsleden gratis (lees: zonder – verdere – bijbetaling) konden reizen, geen voordeel is dat voortvloeide uit de arbeidsovereenkomst tussen appellant en zijn werkgever dat bij de vaststelling van het maatmaninkomen in aanmerking moet worden genomen, maar een voordeel dat door de NS wordt gegeven aan de houders van een OV-jaarkaart.
2. Appellant kan zich niet vinden in de hiervoor onder 1.2 weergegeven overweging van de rechtbank.
3. De Raad kan zich wel vinden in die overweging. Ook naar het oordeel van de Raad is wat die gezinsleden betreft sprake van een voordeel dat appellant genoot als houder van een OV-jaarkaart eerste klasse en niet van een uit dienstbetrekking genoten voordeel. De Raad voegt hier nog aan toe dat het hier aan de orde zijnde voordeel in feite werd genoten door de gezinsleden van appellant; hun voordeel werd geenszins genoten uit de dienstbetrekking van appellant.
4. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 september 2008.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
JL