ECLI:NL:CRVB:2008:BF6465
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Verdiscontering van de waarde van een OV-jaarkaart in het maatmanloon en de vraag of korting voor gezinsleden als voordeel uit dienstbetrekking kan worden aangemerkt
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv werd afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat de wijze waarop het Uwv de waarde van de OV-jaarkaart eerste klasse, waarvoor appellant maandelijks een vergoeding ontving van zijn werkgever, in het maatmanloon had verdisconteerd, niet onjuist was. Appellant ontving een vergoeding van € 398,11 per maand van zijn werkgever voor de OV-jaarkaart, die hem ook de mogelijkheid bood om gezinsleden tegen een gereduceerd tarief te laten reizen. De rechtbank oordeelde dat dit voordeel voor gezinsleden niet als een voordeel uit de arbeidsovereenkomst van appellant kon worden aangemerkt, maar als een voordeel dat door de NS werd verstrekt aan houders van de OV-kaart.
Appellant was het niet eens met deze overweging en stelde hoger beroep in. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het voordeel voor gezinsleden niet voortvloeide uit de dienstbetrekking van appellant. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De griffier was M.C.T.M. Sonderegger. De uitspraak vond plaats op 12 september 2008, na een zitting op 1 augustus 2008, waar appellant in persoon aanwezig was en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. B.R.H. Barendregt.