ECLI:NL:CRVB:2008:BF5222

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-4832 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering wegens minder dan 15% arbeidsongeschiktheid en beoordeling van psychische klachten in de FML

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2006, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 12 oktober 2005, waarbij zijn WAO-uitkering met ingang van 8 september 2005 werd beëindigd. Het Uwv handhaafde zijn eerdere besluit van 11 juli 2005, waarin werd vastgesteld dat de arbeidsongeschiktheid van appellant minder dan 15% bedraagt.

De rechtbank oordeelde dat zij geen twijfels had over de juistheid van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) en dat de functies die aan appellant waren voorgehouden, geschikt waren. In hoger beroep herhaalde appellant dat zijn belastbaarheid in de FML was onderschat, vooral door zijn depressieve klachten. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een nader onderzoek door een medisch deskundige. De Raad concludeerde dat de psychische klachten van appellant door de (bezwaar-)verzekeringsarts adequaat waren meegenomen in de beoordeling van de FML.

De Raad stelde vast dat appellant niet met medische stukken had onderbouwd dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn medische arbeidsbeperkingen. De eigen beleving van appellant van zijn klachten was niet voldoende om te twijfelen aan de juistheid van de FML. Uiteindelijk werd het hoger beroep afgewezen en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

06/4832 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2006, 05/2775 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna:Uwv).
Datum uitspraak: 3 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F.S.P. Gijsberti Hodenpijl, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld en stukken ingezonden.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en bij brieven van 5 februari 2008 en 14 augustus 2008 de Raad nader geïnfomeerd.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 22 augustus 2008. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens het Uwv is verschenen F. Meijer.
II. OVERWEGINGEN
1. Het inleidend beroep richt zich tegen het ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) op 12 oktober 2005 door het Uwv genomen besluit. Hierbij heeft het Uwv zijn besluit van 11 juli 2005 gehandhaafd. Bij dat laatste besluit is de WAO-uitkering van appellant met ingang van 8 september 2005 beëindigd. De reden is dat de arbeidsongeschiktheid van appellant minder dan 15% bedraagt.
2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Zij heeft overwogen dat zij niet twijfelt aan de juistheid van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) en zij acht de aan appellant als voorbeeld voorgehouden functies geschikt.
3. De Raad gaat uit van de feiten waarvan de rechtbank is uitgegaan. Deze feiten zijn door partijen ook niet bestreden.
4. In hoger beroep heeft appellant als beroepsgrond herhaald dat in de FML zijn belastbaarheid is onderschat, want hij heeft meer beperkingen door zijn depressieve klachten.
5.1. Die beroepsgrond ziet de Raad net als de rechtbank niet slagen.
De (bezwaar-)verzekeringsarts heeft de psychische klachten van appellant en de daarover door zijn behandelende psychiater gegeven informatie betrokken bij zijn afweging en het vaststellen van de FML. Appellant heeft niet met medische stukken onderbouwd dat bij het opstellen van de FML onvoldoende rekening is gehouden met zijn te objectiveren medische arbeidsbeperkingen. De eigen beleving door appellant van zijn (pijn-)klachten is onvoldoende tot twijfel aan de juistheid van de FML.
5.2. De Raad ziet evenmin voldoende aanleiding om te voldoen aan het verzoek om een nader onderzoek door een medisch deskundige te laten verrichten.
6. Het hoger beroep slaagt niet.
7. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2008.
(get.) R.C. Stam.
(get.) A.C. Palmboom.
TM