ECLI:NL:CRVB:2008:BF5219

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-6398 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van WAO-uitkering en geschiktheid van functies in het kader van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg, die op 31 oktober 2006 haar beroep ongegrond verklaarde. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de verlaging van haar WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), die op 3 februari 2006 was genomen. De verlaging was gebaseerd op de conclusie dat haar arbeidsongeschiktheid tussen de 15 en 25% lag. Appellante stelde dat haar belastbaarheid in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) was overschat en voerde medische attesten aan van haar behandelende artsen ter ondersteuning van haar standpunt.

Tijdens de zitting op 22 augustus 2008, waar appellante in persoon verscheen met haar advocaat, werd het standpunt van het Uwv verdedigd door hun vertegenwoordiger. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de FML en dat de functies die aan appellante waren voorgehouden, geschikt waren. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze bevindingen en oordeelde dat de FML correct was opgesteld, en dat de door appellante aangevoerde medische argumenten niet voldoende waren om aan te tonen dat haar belastbaarheid was overschat.

De Raad concludeerde dat de bezwaararbeidsdeskundige de markeringen in de functies van productiemedewerker en soldeerder correct had toegelicht, en dat de belasting in deze functies niet de grenzen van appellantes belastbaarheid overschreed. De Raad zag geen aanleiding om een medisch deskundige te benoemen, aangezien de ingediende medische attesten geen nieuwe of verdergaande informatie boden die de eerdere conclusies konden weerleggen. Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellante afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, zonder dat er een proceskostenveroordeling werd opgelegd.

Uitspraak

06/6398 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 31 oktober 2006, 06/235 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 3 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep ingesteld en zijn medische attesten van de haar behandelende chirurg, neuroloog, reumatoloog en psychiater ingezonden.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en schriftelijke reacties van de bezwaarverzekeringsarts op de ingezonden medische verklaringen aan de Raad doen toekomen. Bij brief van 2 juli 2007 heeft het Uwv een arbeidskundig commentaar toegezonden.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 22 augustus 2008. Appellante is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. C.C.W.G.M. Janssens, advocaat te Bergen op Zoom. Namens het Uwv is verschenen mr. W.P.F. Oosterbos.
II. OVERWEGINGEN
1. Het inleidend beroep richt zich tegen het ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) op 3 februari 2006 door het Uwv genomen besluit. Hierbij heeft het Uwv zijn besluit van 17 november 2005 gehandhaafd. Bij dat laatste besluit is de WAO-uitkering van appellante met ingang van 15 januari 2006 verlaagd. De reden is dat de arbeidsongeschiktheid van appellante 15 tot 25% bedraagt.
2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Zij heeft overwogen dat zij geen aanknopingspunten ziet om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) en zij acht de aan appellante als voorbeeld voorgehouden functies geschikt.
3. De Raad gaat uit van de feiten waarvan de rechtbank is uitgegaan. Deze feiten zijn door partijen ook niet bestreden.
4. In hoger beroep heeft appellante als beroepsgrond herhaald dat in de FML haar belastbaarheid is overschat. Ter ondersteuning beroept zij zich op de door haar overgelegde medische attesten. Zij heeft de Raad gevraagd een medisch deskundige te benoemen. De belasting in de functies productiemedewerker metaal- en electro-industrie en soldeerder overtreft de in de FML neergelegde belastbaarheid op het onderdeel dampen (soldeerdamp), respectievelijk tillen (1 tot 2 maal 10 kg).
5.1. De Raad overweegt het volgende.
5.2.1. De bezwaarverzekeringsarts beschikte over informatie van de huisarts en de behandelende psycholoog van appellante. Daaruit blijkt dat sprake is van fibromyalgie. In 1994 is appellante geopereerd aan haar linkerpols. Appellante is sinds 2002 behandeld voor een depressie, de behandelende psycholoog meldt in maart 2003 een stijgende lijn. Tijdens het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is hieraan gericht aandacht gegeven. Ten tijde van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is de behandeling gestaakt. In de FML zijn beperkingen neergelegd voor fysiek zware arbeid, en persoonlijk en sociaal functioneren. In januari 2006 heeft de behandelende chirurg een licht carpaal tunnel syndroom in combinatie met tendinitis (rechts) zonder indicatie voor operatief ingrijpen vastgesteld. Na de vaststelling van deze diagnose en het consult bij de chirurg heeft appellante zich hiervoor niet (meer) onder medische behandeling gesteld. Noch de behandelende reumatoloog, noch de behandelende psychiater geven in hun attesten andere of verdergaande medisch geobjectiveerde problematiek aan dan tijdens het verzekeringsgeneeskundig onderzoek naar voren is gekomen. De behandelende reumatoloog volstaat met een beschrijving van de door appellante geuite klachten.
5.2.2. Dit alles geeft de Raad onvoldoende aanleiding tot twijfel aan de juistheid van de FML. Voor het raadplegen van een medisch deskundige ziet de Raad evenmin aanleiding.
5.3.1. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in zijn rapport van 1 februari 2006 de markering op de belasting “stof, rook en dampen” in de functie soldering technician als volgt toegelicht:
“Bij het werk op zich zijn er nauwelijks dampen, alleen bij herstellen van fouten moet er handmatig gesoldeerd worden, het overige werk gaat naar de soldeermachine. (..) De verzekeringsarts spreekt in zijn rapportage ook met name over het feit dat cliënt slecht tegen stof kan.”
5.3.2. In de door appellante genoemde functie soldeerder komt een zelfde markering voor. Ook in dit werk wordt, blijkens de functiebeschrijving, het soldeerwerk door een machine gedaan. De arbeidsdeskundige wijst er in zijn toelichting op deze functie nog op dat bij het werk nauwelijks dampen ontstaan en dat deze zo veel mogelijk direct worden afgezogen.
5.3.3. In het arbeidskundige rapport van 1 februari 2006 is de markering in de functie soldeerder op het aspect tillen als volgt toegelicht:
“Cliënt kan tot 5 kg tillen en dragen. Een kratje half fabrikaat weegt ongeveer 10 kg en dit moet 1 tot 2 keer per uur getild worden. Dit is incidenteel en binnen de aangegeven definitie mogelijk. Zou het echt bezwaarlijk zijn om meer dan 5 kg te tillen dan kan de aan te leveren kratjes slechts half gevuld aangeleverd worden waardoor het tillen binnen de mogelijkheden valt. Het werk stagneert daarmee niet.”
5.3.4. Volgens de FML kan appellante ongeveer 5 kg tillen of dragen. Het frequent hanteren van zware lasten is tot ongeveer 15 kg toegestaan.
5.3.5. De Raad is, gelet op hetgeen onder 5.3.1 tot en met 5.3.4 is overwogen, door de toelichting van de bezwaararbeidsdeskundige overtuigd dat de belasting in de aan appellante voorgehouden functies de grenzen van haar belastbaarheid volgens de FML niet overstijgt.
5.4. De beroepsgronden van appellante zijn daarom door de rechtbank terecht en op goede gronden verworpen. Het hoger beroep slaagt niet.
7. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2008.
(get.) R.C. Stam.
(get.) A.C. Palmboom.
TM