ECLI:NL:CRVB:2008:BF5215
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en duurzaam benutbare mogelijkheden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering werd bevestigd. Appellante, die sinds 25 september 2002 een WAO-uitkering ontving, werd aanvankelijk als volledig arbeidsongeschikt beschouwd. Echter, na een herbeoordeling door het Uwv op 19 april 2005, werd haar medegedeeld dat de uitkering per 6 juni 2005 zou worden ingetrokken. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 9 februari 2006. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij vanwege haar psychische klachten niet in staat is om duurzaam benutbare mogelijkheden te hebben. Ter ondersteuning van haar standpunt overhandigde zij een brief van het Hoensbroeck Centrum voor Arbeidsperspectief. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat een oriënterend gesprek met een reïntegratieconsulent niet voldoende was om te concluderen dat appellante medisch niet in staat was om enige werkzaamheden te verrichten. De Raad nam daarbij in aanmerking dat de verzekeringsartsen op de hoogte waren van de klachten van appellante en deze in hun beoordeling hadden meegenomen.
Uiteindelijk oordeelde de Raad dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad zag geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend aan appellante. De uitspraak werd gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van griffier A.C. Palmboom, op 3 oktober 2008.