ECLI:NL:CRVB:2008:BF4743

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-5829 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herplaatsingskandidaat na reorganisatie bij de provincie Utrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van de Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht ongegrond werd verklaard. Appellant was werkzaam bij de provincie Utrecht en had sinds 1 september 2000 de functie van [functie] vervuld. Medio 2003 startte de provincie een bezuinigingsoperatie genaamd Kwatta, waarbij functies kwamen te vervallen. Appellant werd per 1 juli 2005 aangewezen als herplaatsingskandidaat, omdat zijn functie bij de sector [de dienst] zou komen te vervallen. Appellant stelde dat hij ten onrechte als herplaatsingskandidaat was aangemerkt, omdat hij per 16 november 2004 in een andere functie was geplaatst die niet was komen te vervallen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de functie van appellant was komen te vervallen. De Raad verwees naar het rapport Kwatta 1, waarin voldoende grondslag werd gevonden voor het standpunt van de Gedeputeerde Staten. De Raad concludeerde dat de werkzaamheden van appellant, zoals beschreven in de functiebeschrijving, niet waren gewijzigd en dat de indeling van functies in nieuw beschreven organieke functies geen invloed had op de opgedragen werkzaamheden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van proceskosten.

De uitspraak werd gedaan op 18 september 2008 door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met J.G. Treffers als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en M.C. Bruning als leden. De beslissing werd in tegenwoordigheid van griffier K. Moaddine uitgesproken.

Uitspraak

06/5829 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 21 augustus 2006, 05/3338 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht (hierna: gedeputeerde staten)
Datum uitspraak: 18 september 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Gedeputeerde staten hebben een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2008. Appellant is in persoon verschenen. Gedeputeerde staten hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Noort, werkzaam bij Vijverberg Juristen te Zoetermeer.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant was werkzaam bij de provincie Utrecht. Sinds 1 september 2000 heeft hij de functie vervuld van [functie] (hierna: [functie]) bij de [dienst] (hierna: [de dienst]) van de provincie. Medio 2003 hebben gedeputeerde staten een provinciebrede bezuinigingsoperatie in gang gezet, genaamd Kwatta. In het organisatie- en formatie-rapport Kwatta 1 van 17 augustus 2004 (hierna: rapport Kwatta 1) is onder meer vastgesteld welke functies als gevolg van Kwatta komen te vervallen.
1.2. Na een voornemen daartoe kenbaar te hebben gemaakt, hebben gedeputeerde staten in het kader van Kwatta appellant bij besluit van 15 april 2005 definitief met ingang van 1 juli 2005 aangewezen als herplaatsingskandidaat, omdat zijn functie van [functie] (met de nieuwe functienaam [nieuwe functienaam ]) bij de sector [de dienst] komt te vervallen. Gedeputeerde staten hebben het bezwaar van appellant tegen dat besluit bij het bestreden besluit van 27 september 2005 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep naar voren hebben gebracht overweegt de Raad als volgt.
3.1. Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat hij per 16 november 2004 in het kader van de procedureregeling methodische functiewaardering Provincie Utrecht (hierna: Fuwaprov) in de functie van [nieuwe functienaam ] is geplaatst. Deze functie bevat volgens appellant een ander samenstel van taken dan de functie van [functie] en is niet komen te vervallen, zodat hij ten onrechte als herplaatsingskandidaat is aangemerkt.
3.2. De Raad is, evenals de rechtbank, van oordeel dat in het rapport Kwatta 1 voldoende grondslag is te vinden voor het standpunt van gedeputeerde staten dat de door appellant vervulde functie [functie] bij de sector [de dienst] is komen te vervallen en hij verwijst naar de overwegingen van de rechtbank dienaangaande.
3.3. Voorts overweegt de Raad dat gedeputeerde staten de werkzaamheden van [functie], zoals beschreven in de functiebeschrijving van 11 mei 2000, in het kader van de Kwatta terecht hebben beschouwd als het samenstel van taken van appellant. Vaststaat dat die functiebeschrijving sedertdien niet is gewijzigd. De omstandigheid dat de nadruk van deze werkzaamheden van appellant meer was komen te liggen op de beheersmatige taken van de functiebeschrijving neemt niet weg dat appellant nog steeds de opgedragen functie van [functie] vervulde. Aan het functiewaarderings-systeem Fuwaprov komt naar het oordeel van de Raad in het kader van Kwatta geen betekenis toe, omdat de Fuwaprov geen wijziging heeft gebracht in de opgedragen werkzaamheden. Het betrof immers slechts de indeling van de bestaande functies in nieuw beschreven organieke functies. De Raad merkt daarbij nog op dat de rechtbank Utrecht in de tussen partijen met betrekking tot de toepassing van de Fuwaprov gewezen uitspraak van 4 oktober 2007, 06/2549, heeft vastgesteld dat in de functiebeschrijving van [functie] de aan appellant opgedragen taken zijn beschreven die het uitgangs-punt hebben gevormd voor het toewijzen van de functie [nieuwe functienaam ]. Tegen deze uitspraak heeft appellant geen hoger beroep ingesteld.
3.4. Nu de medewerker die zijn functie verliest ingevolge het rapport Kwatta 1 boven-tallig wordt en voor herplaatsing in aanmerking komt, hebben gedeputeerde staten appellant met recht kunnen aanmerken als herplaatsingskandidaat.
4. Gelet op het vorenoverwogene moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd.
5. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Treffers als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en M.C. Bruning als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 september 2008.
(get.) J.G. Treffers.
(get.) K. Moaddine.
HD
4.08