ECLI:NL:CRVB:2008:BF4088

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-3793 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling van loon op basis van sociaal plan OALT 1 of OALT 2 na ontslag wegens beëindiging subsidie OALT-onderwijs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had eerder het besluit van de minister om de loonaanvulling van de betrokkene te baseren op sociaal plan OALT 2 vernietigd, omdat dit besluit niet deugdelijk was gemotiveerd. De betrokkene, die als leerkracht werkzaam was bij verschillende onderwijsinstellingen, was per 1 augustus 2004 ontslagen vanwege de beëindiging van de subsidie voor het OALT-onderwijs. Hij had een aanvraag ingediend voor aanvulling op zijn loon, die door de minister was ingewilligd, maar de minister stelde dat de aanvulling op basis van sociaal plan OALT 2 moest plaatsvinden, terwijl de betrokkene meende dat hij recht had op de ruimere aanvulling van sociaal plan OALT 1.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van de minister gegrond verklaard. De Raad oordeelde dat de reden voor het ontslag van de betrokkene inderdaad lag in de opheffing van de betrekkingen wegens de beëindiging van de subsidie. De Raad concludeerde dat de minister terecht de aanvulling van het loon niet op sociaal plan OALT 1, maar op sociaal plan OALT 2 had gebaseerd. De eerdere uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit werd ongegrond verklaard. De Raad achtte geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten.

Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de argumenten van beide partijen hebben gewogen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 18 september 2008, waarbij de griffier aanwezig was om de beslissing vast te leggen.

Uitspraak

07/3793 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 mei 2007, 05/2838 (hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Naam betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene)
en
appellant
Datum uitspraak: 18 september 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juli 2008. Appellant heeft zich - zoals bericht - niet laten vertegenwoordigen. Betrokkene heeft zich laten vertegenwoordigen door W. den Hertog, werkzaam bij CNV Onderwijs.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkene was in deeltijd werkzaam als leerkracht [vakgebied] bij een drietal onderwijs-instellingen in Rotterdam. Uit deze betrekkingen is betrokkene met ingang van 1 augustus 2004 ontslagen. Hem zijn drie werkloosheidsuitkeringen en bovenwettelijke uitkeringen toegekend, die uiterlijk 4 februari 2006 eindigen. Betrokkene is met ingang van 1 januari 2005 als onderwijsassistent werkzaam geworden in tijdelijke dienst tot 1 augustus 2005 bij een onderwijsinstelling in Rotterdam. Op 8 februari 2005 heeft betrokkene in het kader van het Besluit Bovenwettelijke Werkloosheidsuitkering voor Onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs een aanvraag ingediend voor aanvulling op zijn loon. Bij besluit van 25 februari 2005 is aan betrokkene meegedeeld dat zijn aanvraag is ingewilligd en dat zijn loon van 1 januari 2005 tot en met uiterlijk 4 februari 2006 wordt aangevuld; tot 5 mei 2005 bedraagt de aanvulling 100% en daarna 95%.
1.2. Bij besluit van 17 juni 2005 (hierna: het bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 25 februari 2005 ongegrond verklaard. Hierbij is overwogen dat betrokkene per 1 augustus 2004 uit zijn betrekkingen is ontslagen wegens beëindiging van de subsidie voor het onderwijs in allochtone levende talen (hierna: OALT), zodat zijn loon op grond van sociaal plan OALT 2 wordt aangevuld. Ten aanzien van de door betrokkene in bezwaar ingenomen stelling dat hij in aanmerking komt voor de ruimere aanvulling, voorzien in sociaal plan OALT 1, wordt door appellant opgemerkt dat betrokkene alleen onder dit plan zou vallen indien hij ontslagen was als gevolg van de aanpassing per 1 augustus 2002 van de eisen die gesteld worden aan leraren die taalondersteuning geven. Daarvan is geen sprake, aldus appellant.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd wegens strijd met het motiveringsbeginsel zoals neergelegd in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en appellant opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens zijn bepalingen omtrent griffierecht en proceskosten gegeven. Hiertoe heeft de rechtbank, als vaststaand aangenomen dat betrokkene op 1 augustus 2004 niet voldeed aan de in het bestreden besluit genoemde aangepaste eisen per 1 augustus 2002 en, nu het sociaal plan OALT 1 nog onverkort van kracht is, in het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd waarom betrokkene zijn aanspraak op loonaanvulling niet aan dat sociaal plan kan ontlenen.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep naar voren hebben gebracht overweegt de Raad als volgt.
3.1. Anders dan de rechtbank leidt de Raad uit de gedingstukken af dat de reden voor elk van de aan betrokkene per 1 augustus 2004 verleende ontslagen gelegen is in de opheffing van de betrekkingen wegens de beëindiging van de subsidie voor het OALT-onderwijs. De Raad verwijst hierbij naar de gegevens betreffende de ontslagen, zoals de ontslagbrieven en de werkgeversverklaringen, en naar betrokkenes aanvraag om werkloosheidsuitkering (waarin eveneens als reden “afschaffing van de functie” is vermeld). Dit volgt dus ook uit de in de aangevallen uitspraak genoemde ontslagbrief van 28 mei 2004 van een van de onderwijsinstellingen. De rechtbank heeft ten onrechte niet in aanmerking genomen dat, waar in die brief wordt gewezen op de onbevoegdheid van betrokkene om als leraar te worden aangesteld, het gaat over eventuele herplaatsing van betrokkene in een functie van leraar en niet (ook) over de reden van het ontslag. Een soortgelijke inhoud heeft ook een nadere brief van een van de andere instellingen over het ontslag van betrokkene.
3.2. Nu de reden voor de aan betrokkene per 1 augustus 2004 verleende ontslagen gelegen is in de opheffing van zijn betrekkingen wegens het eindigen van de subsidie, is de Raad van oordeel dat appellant terecht de aanvulling van het loon van betrokkene niet op sociaal plan OALT 1, maar op sociaal plan OALT 2 heeft gebaseerd.
3.3. Het vorenstaande betekent dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De Raad zal, doende wat de rechtbank zou behoren te doen, het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.
4. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 17 juni 2005 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en H.G. Rottier en D.A.C. Slump als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.J.A. Reinders als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 september 2008.
(get.) J.G. Treffers.
(get.) M.J.A. Reinders.
HD