ECLI:NL:CRVB:2008:BF3226

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-2159 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om bijzondere bijstand in verband met kosten gerechterlijke procedures en schending inlichtingenverplichting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor kosten die hij heeft gemaakt in verband met gerechtelijke procedures. De aanvraag, ingediend op 28 december 2004, werd op 3 mei 2005 afgewezen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen. Het College stelde dat de appellant, ondanks herhaald verzoek, geen of onvolledige bewijsstukken had overgelegd, waardoor het recht op bijzondere bijstand niet kon worden vastgesteld. De appellant heeft tegen deze afwijzing bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard op 12 december 2005.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 september 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep. Tijdens de zitting op 5 augustus 2008 was de appellant aanwezig, maar het College was niet vertegenwoordigd. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant de gevraagde bewijsstukken niet heeft overgelegd, ondanks meerdere verzoeken daartoe. De Raad oordeelde dat het College terecht had verzocht om deze bewijsstukken, aangezien deze noodzakelijk waren voor de vaststelling van het recht op bijzondere bijstand. De appellant had weliswaar aangegeven dat hij van mening verschilde over de bewijsstukken, maar dit was niet voldoende om de gevraagde informatie te ontlopen.

De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank Groningen en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant geen doel trof. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met R.H.M. Roelofs als voorzitter en J.M.A. van der Kolk-Severijns en J.J.A. Kooijman als leden, in aanwezigheid van griffier C. de Blaeij.

Uitspraak

07/2159 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 28 februari 2007, 06/159 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen (hierna: College)
Datum uitspraak: 16 september 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2008. Appellant is in persoon verschenen. Het College heeft zich - zoals aangekondigd - niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1. Appellant heeft op 28 december 2004 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand in diverse kosten die hij in verband met gerechtelijke procedures zou hebben gemaakt.
1.2. Bij besluit van 3 mei 2005 is deze aanvraag afgewezen. Bij besluit van 12 december 2005 - voor zover nog van belang - is het tegen het besluit van 3 mei 2005 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Overwogen is dat appellant in verband met zijn aanvraag, ondanks herhaald verzoek, zonder geldige reden geen, dan wel onvolledige bewijsstukken heeft overgelegd waardoor het recht op bijzondere bijstand niet kan worden vastgesteld. Verder is niet gebleken van zeer dringende redenen om op grond van artikel 16, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) bijzondere bijstand te verstrekken.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen het besluit van 12 december 2005 - voor zover nog van belang - ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Artikel 17, tweede lid, van de WWB bepaalt dat de belanghebbende verplicht is aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet.
In artikel 53a, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd artikel 28, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, het college bepaalt welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt.
Indien een belanghebbende weigert de gevraagde gegevens en bewijsstukken te verstrekken en als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of recht op bijstand bestaat, is dat een rechtsgrond voor weigering van de bijstand.
4.2. Appellant is naar aanleiding van het door hem tegen het besluit van 3 mei 2005 gemaakte bezwaar op 25 juli 2005 gehoord door de Commissie voor de behandeling van bezwaarschriften sociale zaken en werk. Naar aanleiding daarvan is appellant bij brief van 29 juli 2005 uitgenodigd om in een gesprek op 11 augustus 2005 onder andere zijn onderwerpelijke aanvraag om bijzondere bijstand nader toe te lichten en om ter zake bewijsstukken over te leggen. Aan de brief van 29 juli 2005 wordt het volgende ontleend:
“Ten aanzien van de aanvraag van 29 december 2004 gaat het om bewijsstukken van de gemaakte kosten met betrekking tot:
- griffiegeld ad € 190,73: duidelijk moet zijn dat u deze kosten gemaakt hebt. U dient een betalingsbewijs te overleggen waaruit het procedurenummer blijkt. U dient aan te geven op welke zaak het griffiegeld betrekking heeft;
- reiskosten ad € 89,90: u dient aan te tonen dat u daadwerkelijk deze kosten heeft gemaakt, bijvoorbeeld door middel van een treinkaartje. Tevens moet u aantonen waarvoor u deze kosten heeft gemaakt;
- kopiëren ad € 3,70: u dient een nota of een ander betalingsbewijs te overleggen. Tevens moet u aantonen waarvoor u deze kosten heeft gemaakt;
- telefoneren en faxen ad € 47,95: u dient een nota of een ander betalingsbewijs te
overleggen. Tevens moet u aantonen waarvoor u deze kosten heeft gemaakt;
- portokosten ad € 5,07: u dient een nota of een ander betalingsbewijs te overleggen. Tevens moet u aantonen waarvoor u deze kosten heeft gemaakt.”.
Vaststaat dat appellant de gevraagde bewijsstukken tijdens het gesprek op 11 augustus 2005 niet heeft overgelegd. Van de hem bij brieven van 19 augustus 2005 en
13 september 2005 geboden gelegenheid om de gevraagde stukken alsnog in te leveren, heeft hij evenmin gebruik gemaakt.
4.3. De Raad is van oordeel dat het College appellant terecht heeft verzocht voormelde bewijsstukken over te leggen omdat deze noodzakelijk waren voor de vaststelling van het recht op bijzondere bijstand. Niet is gebleken dat appellant de gevraagde gegevens niet kon overleggen. Hij heeft slechts een en ander maal kenbaar gemaakt met het College van mening te verschillen over de bewijsstukken die hij dient over te leggen. Zo heeft hij onder meer in een brief van 8 augustus 2005 gesteld:
“(…) door mij worden de soort en hoeveelheid bewijsstukken aan u geleverd die naar mijn mening voldoende zijn om de kosten waarover bijstand wordt gevraagd, te accepteren.”.
Dusdoende heeft hij in feite om hem moverende redenen geweigerd om de gevraagde gegevens over te leggen. Aangezien het evenwel tot de uitsluitende bevoegdheid van het College behoort om te bepalen welke gegevens en bewijsstukken worden overgelegd en de belanghebbende verplicht is desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet, heeft het College, gezien de opstelling van appellant, zich terecht op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld of appellant recht op bijzondere bijstand heeft.
4.4. Gezien hetgeen onder 4.3 is overwogen treft het hoger beroep geen doel. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
4.5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs als voorzitter en J.M.A. van der Kolk-Severijns en J.J.A. Kooijman als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 september 2008.
(get.) R.H.M. Roelofs.
(get.) C. de Blaeij.
OA