ECLI:NL:CRVB:2008:BF2094
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering wegens geschiktheid voor eigen werk en gangbare arbeid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering werd bevestigd. Appellante, die als koekjesinpakster werkte, had een WAO-uitkering ontvangen op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Deze uitkering werd per 8 november 2005 ingetrokken, omdat zij geschikt werd geacht voor haar eigen werk en gangbare arbeid. Appellante stelde dat het Uwv haar beperkingen had onderschat en dat er sprake was van onzorgvuldige besluitvorming. De rechtbank had de medische grondslag van het besluit van het Uwv onderschreven, gebaseerd op rapportages van verschillende artsen, en oordeelde dat er geen reden was om aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid te twijfelen.
In hoger beroep herhaalde appellante haar stellingen en voegde daar de mening van haar behandelend psychiater en een andere psychiater aan toe, die haar niet belastbaar voor arbeid achtten. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de FML, waarin de belastbaarheid van appellante was vastgelegd, een juist beeld gaf van haar mogelijkheden. De Raad vond geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts en oordeelde dat de besluitvorming zorgvuldig was geweest. De Raad concludeerde dat appellante op de datum in geding geschikt was voor haar maatgevende werkzaamheden en bevestigde de aangevallen uitspraak.