ECLI:NL:CRVB:2008:BF1862

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-3963 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van beperkingen en opleidingsniveau

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 6 juni 2006, waarin de rechtbank de beslissing van het Uwv om de WAO-uitkering van appellant te herzien, heeft bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 september 2008 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door mr. P.H.A. Brauer, heeft betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft ingestemd met de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid. Hij heeft aangevoerd dat zijn opleidingsniveau onjuist is ingeschat en dat de door het Uwv geduide functies niet medisch geschikt zijn voor hem. Appellant heeft ook gewezen op zijn indicatie voor de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) en op een rapport van de revalidatiearts H.J.M. Vonken.

Tijdens de zitting op 21 maart 2008 heeft de Raad vragen gesteld aan het Uwv over de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en de daarin vastgelegde beperkingen. De bezwaarverzekeringsarts C.G. van der Kooij heeft deze vragen beantwoord in een rapport van 2 april 2008. De Raad heeft de kritiek van appellant op dit rapport, evenals zijn overige bezwaren, niet overtuigend geacht. De Raad concludeert dat er onvoldoende aanwijzingen zijn om te twijfelen aan de juistheid van de in de FML vastgelegde beperkingen. De Raad heeft vastgesteld dat de eerdere beoordelingen geen signalen van psychisch disfunctioneren bij appellant hebben aangetoond.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van griffier A.C. Palmboom en is openbaar uitgesproken. De Raad heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter D.J. van der Vos was, bijgestaan door R.C. Stam en A.T. de Kwaasteniet.

Uitspraak

06/3963 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 6 juni 2006, 05/2392 WAO (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 19 september 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.H.A. Brauer, advocaat te Heerlen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben over en weer nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft voor de enkelvoudige kamer van de Raad plaatsgevonden op 21 maart 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Brauer. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F.P.L. Smeets.
Omdat het onderzoek niet volledig was geweest is dit heropend.
Bij op 3 april 2008 ingezonden rapport heeft de bezwaarverzekeringsarts C.G. van der Kooij enige vragen van de Raad beantwoord. Appellant heeft hierop bij brief van 17 juni 2008 gereageerd. Het Uwv heeft daarop bij brief van 16 juli 2008 een commentaar van de bezwaarverzekeringsarts Van der Kooij ingezonden.
Na verwijzing naar de meervoudige kamer van de Raad is het onderzoek ter zitting hervat op 8 augustus 2008. Appellant is met schriftelijke kennisgeving niet verschenen.
Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Wardenburg.
II. MOTIVERING
1. Voor een uitgebreid overzicht van de voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar hetgeen de rechtbank, gelet op de gedingstukken met juistheid, daaromtrent heeft weergegeven.
De Raad volstaat hier met de vermelding dat het Uwv bij het thans bestreden en op bezwaar genomen besluit van 10 oktober 2005 het besluit van 10 juni 2005 heeft gehandhaafd. Daarbij is de eerder naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% aan appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) verleende uitkering met ingang van 1 augustus 2005 herzien en nader vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheidsverzekering van 25 tot 35%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank ingestemd met de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid van appellant ten tijde hier in geding. De arbeidskundige onderbouwing van de arbeidsongeschiktheidsschatting heeft de rechtbank afdoende geacht. Nu deze onderbouwing eerst in de beroepsfase is gegeven heeft de rechtbank het bestreden besluit wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vernietigd en de rechtsgevolgen ervan met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand gelaten.
3.1. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft ingestemd met de belastbaarheid van appellant, zoals deze door de betrokken (bezwaar)verzekeringsartsen is vastgesteld. Voorts heeft appellant betwist dat de door de arbeidsdeskundige geduide functies uit medisch oogpunt voor hem geschikt zijn en heeft hij aangevoerd dat zijn opleidingsniveau te hoog is ingeschat. Daarbij heeft appellant onder meer gewezen op de omstandigheid dat hij is geïndiceerd voor de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) en op een rapport van 12 maart 2007 van de revalidatiearts H.J.M. Vonken.
3.2. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting van 21 maart 2008 heeft de Raad aan het Uwv bij brief van 26 maart 2008 vragen gesteld over de in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vastgelegde beperkingen. Die vragen heeft de bezwaarverzekeringsarts Van der Kooij in zijn rapport van 2 april 2008 beantwoord.
4. In de kritiek van appellant op dit rapport, geuit bij brief van 17 juni 2008, ziet de Raad, mede gelet op de reactie van 16 juli 2008 van de bezwaarverzekeringsarts, onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de in de FML vastgelegde beperkingen. Ook de overige bezwaren van appellant ziet de Raad, gelet op de toelichting van de bezwaarverzekeringsarts Van der Kooij, geen doel treffen. Dat geldt ook voor de stelling van appellant dat gelet op zijn WSW-indicatie beperkingen in zijn persoonlijk en sociaal functioneren hadden moeten worden aanvaard. De bezwaarverzekeringsarts heeft in reactie hierop er terecht op gewezen dat een indicatie voor de WSW nog niet betekent dat bij appellant sprake is van psychisch disfunctioneren, dat bij eerdere beoordelingen dit nimmer naar voren is gebracht en dat hij tijdens de hoorzitting geen enkel signaal daaromtrent van appellant heeft gekregen. Bij gebreke van verdere aanwijzingen daarvoor (de Raad vindt deze ook niet in het in 3.1 vermelde rapport van de revalidatiearts Vonken) gaat de Raad hieraan voorbij.
5. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak, waarbij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand zijn gelaten, voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en A.T. de Kwaasteniet als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 september 2008.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.C. Palmboom.
RB