ECLI:NL:CRVB:2008:BF1657

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-557 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van beperkingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen, die op 15 december 2006 haar beroep tegen de intrekking van haar WAO-uitkering ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 september 2008 uitspraak gedaan. Appellante had een WAO-uitkering die oorspronkelijk was vastgesteld op 80% of meer, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze per 8 februari 2005 herzien naar 45 tot 55% arbeidsongeschiktheid. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat leidde tot een gegrondverklaring van haar bezwaar en een herbeoordeling van haar uitkering. Echter, per 9 februari 2006 werd appellante voor minder dan 15% arbeidsongeschikt geacht, wat resulteerde in de intrekking van haar uitkering.

De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voldoende gemotiveerd was. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar psychische klachten, suikerziekte en gewrichtspijnen haar belemmeren in het vervullen van de geduide functies. De Raad heeft echter geen aanleiding gevonden om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank. De Raad heeft de argumenten van appellante, die niet met nieuwe medische stukken waren onderbouwd, als onvoldoende beschouwd.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat de rechtbank de grieven van appellante afdoende heeft besproken. De Raad heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

07/557 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 15 december 2006, 06/17 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 12 september 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.W.H.M. Koers, advocaat te Doesburg, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2008.
Appellante is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door J. de Graaf.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 7 december 2004 heeft het Uwv de aan appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekende uitkering, die laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, met ingang van 8 februari 2005 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%.
1.2. Het namens appellante tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 9 december 2005 (bestreden besluit) gegrond verklaard. Het Uwv heeft besloten de WAO-uitkering van appellante per 8 februari 2005 ongewijzigd te baseren op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Aansluitend wordt appellante per 9 februari 2006 voor minder dan 15% arbeidsongeschikt beschouwd en wordt haar WAO-uitkering per die datum ingetrokken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen de intrekking van haar uitkering per 9 februari 2006 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat zij in hetgeen namens appellante in beroep naar voren is gebracht geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de juistheid van het resultaat van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam is gemotiveerd dat de belasting van de geduide functies blijft binnen de grenzen van de voor appellante vastgestelde beperkingen.
3.1. In hoger beroep is namens appellante - kort samengevat - aangevoerd dat zij - gelet op haar psychische klachten, de suikerziekte en de gewrichtspijnen - niet in staat is de geduide functies te vervullen, omdat deze te belastend voor haar zijn.
3.2. In hetgeen appellante naar voren heeft gebracht, heeft de Raad geen aanleiding gevonden om tot een ander oordeel te komen dan door de rechtbank in de aangevallen uitspraak is neergelegd. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de - in hoger beroep herhaalde en niet met nadere medische stukken onderbouwde - grief dat de beperkingen van appellante zijn onderschat, in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die grief niet slaagt.
3.3. De Raad is voorts, met de rechtbank, van oordeel dat in het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 5 december 2005 op duidelijke en juiste wijze is weergegeven waarom de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor appellante geschikt zijn.
3.4. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep faalt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 september 2008.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
JL