ECLI:NL:CRVB:2008:BF1657
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van beperkingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen, die op 15 december 2006 haar beroep tegen de intrekking van haar WAO-uitkering ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 september 2008 uitspraak gedaan. Appellante had een WAO-uitkering die oorspronkelijk was vastgesteld op 80% of meer, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze per 8 februari 2005 herzien naar 45 tot 55% arbeidsongeschiktheid. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat leidde tot een gegrondverklaring van haar bezwaar en een herbeoordeling van haar uitkering. Echter, per 9 februari 2006 werd appellante voor minder dan 15% arbeidsongeschikt geacht, wat resulteerde in de intrekking van haar uitkering.
De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voldoende gemotiveerd was. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar psychische klachten, suikerziekte en gewrichtspijnen haar belemmeren in het vervullen van de geduide functies. De Raad heeft echter geen aanleiding gevonden om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank. De Raad heeft de argumenten van appellante, die niet met nieuwe medische stukken waren onderbouwd, als onvoldoende beschouwd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat de rechtbank de grieven van appellante afdoende heeft besproken. De Raad heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.