ECLI:NL:CRVB:2008:BF1638

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-732 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAJONG-uitkering en beoordeling van beperkingen en intelligentieniveau

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, die op 21 december 2006 het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv gegrond verklaarde. Het Uwv had eerder, op 20 april 2006, besloten om appellant geen Wajong-uitkering toe te kennen, omdat hij volgens het Uwv niet voldeed aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid. De rechtbank vernietigde dit besluit, maar liet de rechtsgevolgen ervan in stand. Appellant, bijgestaan door zijn advocaat mr. H. Tadema, stelde dat hij meer beperkingen had dan het Uwv aannam en dat zijn geestelijke ontwikkeling niet voldoende was meegewogen in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 september 2008 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende rekening had gehouden met het lage intelligentieniveau van appellant, dat hij een VMBO-diploma had behaald en dat hij in staat was om werkzaamheden te verrichten die onder zijn opleidingsniveau lagen. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van een stoornis die appellant zou uitsluiten van het verrichten van arbeid op de datum in geding, 20 april 1997. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, voor zover deze was aangevochten, en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om de proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de beperkingen van een appellant in het kader van de Wajong-regeling, waarbij zowel medische als psychologische aspecten in overweging moeten worden genomen. De Raad concludeerde dat de eerdere oordelen van het Uwv en de rechtbank voldoende gemotiveerd waren en dat het hoger beroep van appellant geen doel trof.

Uitspraak

07/732 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 december 2006, 06/1265 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 12 september 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H. Tadema, advocaat te Deventer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Tadema. Het Uwv was vertegenwoordigd door J.L. Gerritsen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv van 20 april 2006 - waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn besluit van 27 oktober 2005 tot weigering appellant per 20 april 1997 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen - gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven en besluiten genomen omtrent de vergoeding van proceskosten en griffierecht.
1.2. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat hetgeen appellant in beroep heeft aangevoerd niet tot het oordeel leidt dat het besluit van 20 april 2006 op een onjuiste medische grondslag berust. Vernietiging van het besluit van 20 april 2006 heeft plaatsgevonden op de grond dat bij dat besluit onvoldoende is gemotiveerd dat de aan de schatting ten grondslag liggende functies voor appellant geschikt zijn.
De rechtbank heeft in een nadere toelichting van de bezwaararbeidskundige van het Uwv van 17 oktober 2006, waarin alsnog een nadere motivering van bedoelde geschiktheid is gegeven, aanleiding gezien de rechtsgevolgen van het besluit van 20 april 2006 in stand te laten.
2. In hoger beroep heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank weliswaar terecht tot een vernietiging van het besluit van 20 april 2006 is gekomen, maar ten onrechte de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand heeft gelaten.
Naar de opvatting van appellant is hij meer beperkt dan door het Uwv is aangenomen en dient hij als gevolg van zijn gebrekkige geestelijke ontwikkeling als jonggehandicapte te worden aangemerkt. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant een verslag overgelegd van een psychodiagnostisch onderzoek, op 14 november 2006 verricht door drs. S. El Kaddouri, GZ-psycholoog bij het Zorg Expertise Centrum Hanzeborg te Zutphen, gedateerd 3 januari 2007, waarin is vermeld dat het IQ van appellant moet worden geschat tussen 45 en 71. Naar de mening van appellant heeft zijn gebrekkige ontwikkeling bij de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid door het Uwv ten onrechte zo goed als geen rol gespeeld.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1. Appellant is na het behalen van zijn VMBO-diploma en het gedurende enige tijd volgen van een vervolgopleiding, op een leeftijd van 18 jaar gaan werken als vloerenlegger. Daarna heeft appellant nog een aantal andere functies vervuld. Laatstelijk was appellant werkzaam als magazijnmedewerker.
Appellant heeft, nadat hij twee auto-ongelukken heeft gehad, bij formulier gedateerd 8 juni 2005 een Wajong-uitkering aangevraagd. Op dit formulier heeft hij vermeld dat hij per 8 oktober 2004 arbeidsongeschikt is en in de bijlage daarbij heeft hij vermeld dat dat is als gevolg van een psychische stoornis.
Voorts heeft hij in die bijlage vermeld dat hij sedert zijn 13e levensjaar chronische reuma heeft.
3.2. De verzekeringsarts, die appellant naar aanleiding van zijn aanvraag op 10 augustus 2005 heeft onderzocht, is tot de opvatting gekomen dat appellant sedert zijn 13e levensjaar als gevolg van diffuse gewrichtsklachten en bronchitisklachten beperkt is voor bepaalde aspecten van zwaar lichamelijk werk en voor blootstelling aan stof, rook en gassen. De psychische klachten zijn naar de opvatting van de verzekeringsarts eerst na het 18e levensjaar ontstaan en dienen buiten beschouwing te blijven.
Met de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen is appellant naar de opvatting van de arbeidskundige, zoals neergelegd in diens rapportage van 21 september 2005, per 20 april 1997 in staat arbeid te verrichten waarmee hij een zodanig inkomen kan verwerven dat van een voor de Wajong relevant verlies aan verdienvermogen geen sprake is.
3.3. De bezwaarverzekeringsarts heeft naar aanleiding van hetgeen door appellant in bezwaar is aangevoerd een rapport, gedateerd 21 maart 2006, opgesteld. In dit rapport is vermeld dat kennis is genomen van een rapport van een psychodiagnostisch onderzoek van 21 december 2005 door GZ-psycholoog drs. B.A. Luinge en dat contact is opgenomen met de huisarts. Uit het contact met de huisarts is de bezwaarverzekeringsarts gebleken dat appellant bekend is met gewrichtsklachten, maar dat de diagnose reuma niet is gesteld. Uit het rapport van het psychodiagnostisch onderzoek van 21 december 2005 heeft de bezwaarverzekeringsarts de conclusie getrokken dat appellant op een laag intelligentieniveau opereert en aangewezen is - en ook op de datum in geding aangewezen was - op eenvoudig werk. Hij heeft hierbij echter wel aangetekend dat appellant destijds een VMBO-opleiding heeft gevolgd en met een diploma heeft afgesloten en een rijbewijs heeft behaald. Naar de mening van de bezwaarverzekeringsarts volgt uit deze gegevens, bezien in onderlinge samenhang, dat er geen sprake is van stoornissen waaraan - per de datum in geding 20 april 1997 - naar de normen van de Wajong beperkingen kunnen worden gerelateerd.
3.4. De bezwaararbeidsdeskundige heeft zich blijkens zijn rapport van 19 april 2006 rekenschap gegeven van het lage intelligentieniveau waarop appellant opereert. Hij heeft erop gewezen dat appellant met zijn schooldiploma opleidingsniveau 3 heeft bereikt en dat in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies slechts hoogstens niveau 2 wordt gevraagd.
3.5. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, vindt het door appellant in hoger beroep ingenomen standpunt dat het Uwv geen rekening heeft gehouden met zijn geestelijke ontwikkeling geen steun in de feiten. Deze ontwikkeling is, gelet op hetgeen in de rechtsoverwegingen 3.2 tot en met 3.4 is vermeld, uitgebreid bezien.
Het Uwv heeft geenszins miskend dat appellant op een laag intelligentieniveau opereert en evenmin dat hiermee bij het duiden van functies rekening dient te worden gehouden.
3.6. Ook uit hetgeen van de zijde van appellant in hoger beroep naar voren is gebracht, is de Raad geenszins kunnen blijken dat bij appellant sprake is van een stoornis als gevolg waarvan hij niet in staat zou zijn op de datum in geding de hem voorgehouden - en onder zijn opleidingsniveau liggende - werkzaamheden te verrichten.
Niet uit het oog kan worden verloren dat het in hoger beroep ingediende verslag van het psychodiagnostisch onderzoek, verricht door het Zorg Expertise Centrum Hanzeborg, ziet op de situatie in 2006 en niet op de situatie in 1997. Daarbij komt nog dat de onderzoekster op basis van haar klinische indruk en de resultaten van eerdere onderzoeken - waaronder het in rechtsoverweging 3.3 genoemde onderzoek - heeft vermeld dat het huidige onderzoek geen uitsluitsel geeft over het niveau van het intellectueel functioneren van appellant.
3.7. Het hoger beroep treft mitsdien geen doel, zodat de aangevallen uitspraak (voorzover aangevochten) dient te worden bevestigd.
3.8. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voorzover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 september 2008.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
JL