[Naam appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 13 februari 2007, 06/1749 (hierna: aangevallen uitspraak)
Groene Land PWZ Achmea Zorgverzekeringen N.V., gevestigd te Zwolle, (hierna: Groene Land)
Datum uitspraak: 10 september 2008
Namens appellante heeft mr. P.J. Hagemeijer, werkzaam bij Arag Rechtsbijstand te Leusden, hoger beroep ingesteld.
Groene Land heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2008. Appellante is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Hagemeijer en door haar echtgenoot [naam echtgenoot]. Groene Land heeft zich laten vertegenwoordigen door R.W Bestebreurtje, werkzaam bij Groene Land.
De Raad heeft het onderzoek heropend. Hij heeft daarbij Groene Land verzocht om nadere inlichtingen te verstrekken.
Met toestemming van partijen heeft de Raad vervolgens, na verkregen inlichtingen, bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, waarna hij het onderzoek heeft gesloten.
1.1. Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.2. Appellante heeft als ziekenfondsverzekerde ingeschreven gestaan bij Groene Land in verband met haar werkzaamheden als kapster in dienstverband. In 2000 is zij gaan werken als zelfstandig ondernemer. Groene Land heeft de inschrijving met ingang van 8 maart 2005 beëindigd.
1.3. Bij besluit op bezwaar van 15 juni 2006 heeft Groene Land de aan appellante opgelegde schadevergoeding van € 4.045,68 in verband met onrechtmatige inschrijving in de periode van 2 augustus 2000 tot 8 maart 2005 gehandhaafd. Hieraan heeft Groene Land ten grondslag gelegd dat appellante, blijkens op 8 maart 2005 van het toenmalige Landelijk instituut sociale verzekeringen ontvangen informatie, met ingang van
2 augustus 2000 geen recht meer heeft op ziekenfondsverzekering en dat appellante heeft nagelaten Groene Land daarvan tijdig in kennis te stellen. Met betrekking tot de stelling van appellante dat zij Groene Land telefonisch op de hoogte heeft gebracht van haar zelfstandig ondernemerschap heeft Groene Land zich op het standpunt gesteld dat appellante had kunnen weten dat zij wijzigingen tijdig schriftelijk dient door te geven. De inhoud van het door appellante aangehaalde telefoongesprek kan niet worden vastgesteld. De bewijslast voor de vaststelling van dit gesprek rust op appellante.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 15 juni 2006 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft de aangevallen uitspraak gemotiveerd bestreden. Ter zitting heeft appellante aangegeven dat haar hoger beroep slechts ziet op de oplegging van de schadevergoeding van € 4.045,68. Zij heeft aangevoerd dat Groene Land niet kenbaar heeft gemaakt dat het doorgeven van wijzigingen schriftelijk dient te geschieden. Naar aanleiding van haar telefonische melding van zelfstandig ondernemerschap is namens Groene Land medegedeeld dat haar inschrijving als ziekenfondsverzekerde kon worden voortgezet. De daaropvolgende jaren heeft appellante daadwerkelijk premie betaald en Groene Land heeft ziektekosten van appellante voor vergoeding in aanmerking gebracht. Beëindiging van de inschrijving als ziekenfondsverzekerde met volledige terugwerkende kracht acht appellante in strijd met het vertrouwens- en het zorgvuldigheidsbeginsel.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1. Ingevolge artikel 5, tweede lid, van de ten tijde in geding van toepassing zijnde Ziekenfondswet (Zfw), voor zover hier van belang, wordt al hetgeen verder de inschrijving als verzekerde betreft bij of krachtens algemene maatregel van bestuur geregeld. Daarbij kunnen verplichtingen worden opgelegd aan verzekerden. Op grond van artikel 5, vierde lid, van de Zfw kan het ziekenfonds van degene die de regels, bedoeld in het tweede lid, niet naleeft, een vergoeding vorderen voor de daardoor geleden schade.
4.1.2. Op grond van artikel 14, eerste lid, van het op artikel 5, tweede lid, van de Zfw gebaseerde Inschrijvingsbesluit ziekenfondsverzekering (hierna: Inschrijvingsbesluit), voor zover hier van belang, is de verzekerde gehouden een ziekenfonds tijdig alle inlichtingen te verstrekken, desverlangd schriftelijk, die het ziekenfonds behoeft voor een goede uitvoering van de verzekering.
4.1.3. Op grond van artikel 14, derde lid, van het Inschrijvingsbesluit dient degene die is ingeschreven bij een ziekenfonds, dit ziekenfonds terstond in kennis te stellen van feiten of omstandigheden welke tot beëindiging van de inschrijving als verzekerde leiden. Ingevolge artikel 22, eerste lid, van het Inschrijvingsbesluit is het ziekenfonds bevoegd een vergoeding te vorderen voor schade die is geleden als gevolg van de omstandigheid dat degene die is ingeschreven in de verplichte verzekering verzuimd heeft het ziekenfonds waarbij hij is ingeschreven, overeenkomstig zijn verplichtingen ingevolge artikel 14, derde lid, van het Inschrijvingsbesluit, in kennis te stellen van het einde van zijn verzekering.
4.2. De Raad ziet zich gesteld voor de vraag of appellante zich bij Groene Land tijdig heeft afgemeld als ziekenfondsverzekerde.
4.3. Niet in geding is dat appellante niet schriftelijk melding heeft gemaakt van haar zelfstandig ondernemerschap. Aan de vraag of Groene Land aan appellante kenbaar heeft gemaakt dat zij wijzigingen uitsluitend schriftelijk kon doorgeven gaat de Raad voorbij, nu appellante onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij Groene Land telefonisch op de hoogte heeft gebracht van haar zelfstandig ondernemerschap. De stelling van appellante dat een medewerker van Groene Land heeft bevestigd dat appellante op 1 oktober 2000 een telefonische melding heeft gedaan is door Groene Land betwist. Namens Groene Land is aangegeven dat telefonische contacten in 2000 niet werden vastgelegd. Daarbij is opgemerkt dat niet te achterhalen is of er destijds contact is geweest en zo ja, wat er besproken is. Het gegeven dat appellante nominale premie is blijven betalen en dat Groene Land ziektekosten voor vergoeding in aanmerking heeft gebracht, acht de Raad onvoldoende ter bevestiging van de gestelde telefonische melding. Bovendien heeft appellante nagelaten verklaringen van de belastingdienst over te leggen, op grond waarvan vastgesteld zou kunnen worden dat zij als kleine zelfstandige ziekenfondsverzekerde is gebleven.
4.4. Door tijdige afmelding bij Groene Land achterwege te laten heeft appellante de op haar ingevolge artikel 14, derde lid, van het Inschrijvingsbesluit berustende inlichtingenplicht geschonden. De Raad acht het aannemelijk dat Groene Land door de onrechtmatige inschrijving schade heeft geleden. Appellante heeft dat ook niet betwist.
4.5. Uit het voorgaande vloeit voor dat Groene Land zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellante haar inlichtingenplicht heeft verzaakt. Groene Land was derhalve bevoegd om van appellante een vergoeding te vorderen voor de door de onrechtmatige inschrijving geleden schade. Niet is gebleken dat de wijze waarop Groene Land van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, onrechtmatig zou zijn.
4.6. Gelet op hetgeen onder 4.3 tot en met 4.5 is overwogen, slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd, voor zover aangevochten.
4.7. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en H.C.P. Venema als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S.R. Sharma als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 september 2008.