ECLI:NL:CRVB:2008:BF0921

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-4671 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en de arbeidskundige component in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van betrokkene, die zich in januari 2002 ziek meldde wegens rugklachten. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard voor het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit, maar het beroep voor het overige ongegrond verklaard. De Raad oordeelt dat de arbeidskundige component van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet als een zelfstandig deelbesluit kan worden aangemerkt. Dit betekent dat voor gedeeltelijke vernietiging van het besluit geen plaats is. De Raad stelt vast dat de schatting van de geschiktheid van de functies voor betrokkene voldoende inzichtelijk en toetsbaar is, en dat de indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35-45% correct is. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op het arbeidskundige gedeelte en verklaart het beroep voor het overige ongegrond. Tevens wordt het Uwv opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank. De proceskosten van betrokkene in hoger beroep worden door het Uwv vergoed.

Uitspraak

06/4671 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 3 juli 2006, 06/496 WAO (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Naam betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
appellant.
Datum uitspraak: 5 september 2008
I. PROCESVERLOOP
Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. R.A. Severijn, advocaat te Utrecht, een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft een nader stuk ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2008. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.P.F. Oosterbos. Betrokkene is met bericht vooraf niet verschenen.
II. Overwegingen
1. Bij zijn oordeelsvorming gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkene was laatstelijk werkzaam als servicemonteur buitendienst voor 40 uur per week. In januari 2002 heeft hij zich voor die werkzaamheden ziek gemeld wegens rugklachten. Betrokkene is voor halve dagen hervat in zijn eigen werk en voor halve dagen in aangepast werk. Appellant heeft aan betrokkene met ingang van 1 januari 2003 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Wegens inkomsten uit arbeid is de uitkering echter met ingang van 1 januari 2003 met toepassing van artikel 44 van de WAO niet tot uitbetaling gekomen. Bij besluit van 18 juli 2003 is de WAO-uitkering van betrokkene met ingang van 1 juli 2003 ingetrokken.
1.2. Met ingang van 14 februari 2005 heeft betrokkene zich wegens rugklachten wederom ziek gemeld voor zijn werk als servicemonteur.
1.3. Bij besluit van 14 juli 2005 heeft appellant betrokkene per 14 maart 2005 een uitkering ingevolge de WAO toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
1.4. Bij besluit van 21 december 2005 (hierna: het bestreden besluit) heeft appellant de bezwaren van betrokkene tegen voornoemd besluit gegrond verklaard en is betrokkene met ingang van 14 maart 2005 ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35-45%.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep voor zover gericht tegen het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit gegrond verklaard en het bestreden besluit in zoverre vernietigd, het beroep voor het overige ongegrond verklaard, appellant opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens heeft de rechtbank beslissingen gegeven ter zake van griffierecht en proceskosten.
2.1. De rechtbank heeft - voor zover hier van belang - overwogen dat appellant naar aanleiding van de uitspraken van de Raad van 9 november 2004 (zie LJN: AR4716 en volgende) weliswaar het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) heeft aangepast, maar dat niet alle aan dat systeem klevende gebreken daarmee zijn opgeheven. Naar haar oordeel zou dat wel het geval zijn als in de Functionele Mogelijkheden Lijst (of middels het verstrekken van een lijst) de normaalwaarden inclusief interpretatiekader van het CBBS-handboek (zoals frequentie) worden weergegeven én indien ten aanzien van alle signaleringen wordt verklaard waarom de functie ondanks die signaleringen geschikt kan worden geacht. Nu in het voorliggende geval niet aan laatstgenoemde vereisten is voldaan, ontbeert de onderhavige schatting naar het oordeel van de rechtbank een als toereikend aan te merken niveau van transparantie, verifieerbaarheid en toetsbaarheid, zodat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de door appellant toegepaste maximering van de urenomvang van de maatman zoals opgenomen in artikel 9, aanhef en onder b, en artikel 10, eerste lid, onder a, van het Schattingsbesluit 2004, verbindende kracht mist.
3.1. Het hoger beroep van appellant richt zich tegen de juistheid van de hiervoor weergegeven oordelen.
3.2. Betrokkene heeft in zijn verweerschrift aangegeven zich te kunnen vinden in de aangevallen uitspraak en is ingegaan op de grieven van appellant.
3.3. Naar aanleiding van de uitspraken van de Raad van 12 oktober 2006, LJN: AY9971, en van 2 maart 2007, LJN: AZ9652, heeft appellant bij brief van 21 februari 2008 aan de Raad medegedeeld dat hij het standpunt inzake de maximering van de urenomvang van de maatman niet langer handhaaft en heeft hij een rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 20 februari 2008 in het geding gebracht, waarbij deze in aanvulling op de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 21 december 2005, de nog resterende signaleringen van een toelichting heeft voorzien.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Met verwijzing naar zijn uitspraak van 13 mei 2008, LJN: BD1231, overweegt de Raad allereerst, ambtshalve, dat de arbeidskundige component van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet is aan te merken als een zelfstandig deelbesluit en dat een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling derhalve ook niet bestaat uit onderdelen van een besluit als bedoeld in (de wetsgeschiedenis van) artikel 6:13 van de Awb. Zoals de Raad in die uitspraak heeft overwogen, betekent dit dat voor gedeeltelijke vernietiging geen plaats is.
4.2. Gelet op de in hoger beroep ingebrachte arbeidsdeskundige rapportage en het verhandelde ter zitting gaat de Raad er van uit dat het standpunt van appellant, dat met de door appellant aangebrachte aanpassingen aan het CBBS een juiste uitvoering is gegeven aan de uitspraken van de Raad van 9 november 2004, niet meer in geding is. De op dit punt aangedragen gronden behoeven derhalve geen bespreking meer.
4.3. In zijn uitspraak van 22 februari 2008, LJN: BC4826, heeft de Raad overwogen dat het oordeel van de rechtbank dat een toereikende inzichtelijkheid en toetsbaarheid van de schatting slechts wordt bereikt als het Uwv een lijst met normaalwaarden inclusief interpretatiekader verstrekt, geen steun vindt in de uitspraken van de Raad van
12 oktober 2006, LJN: AY9971 en volgende, inzake de door appellant naar aanleiding van de uitspraken van de Raad van 9 november 2004 aan het CBBS aangebrachte aanpassingen. Aldus kan de rechtbank niet worden gevolgd in haar zienswijze dat het bestreden besluit in dat opzicht niet geacht kan worden zorgvuldig te zijn tot stand gekomen en deugdelijk te zijn gemotiveerd. Het hoger beroep van appellant slaagt derhalve in zoverre.
4.4. Op grond van het geheel van de voorliggende CBBS-gegevens, in samenhang bezien met de verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige rapportages en de in hoger beroep ingebrachte arbeidskundige rapportage van 20 februari 2008, is thans voldoende inzichtelijk en toetsbaar dat de als grondslag voor de schatting in aanmerking genomen functies ook werkelijk geschikt zijn te achten voor betrokkene. Betrokkene moet volgens laatstgenoemd rapport in staat worden geacht met die functies € 9,32 per uur te verdienen, hetgeen in vergelijking tot het vastgestelde maatmanloon van € 15,95 per uur op de datum in geding leidt tot een verlies aan verdiencapaciteit van 41,6 %. Dit resulteert, overeenkomstig hetgeen is vastgesteld in het bestreden besluit, in een indeling op de datum in geding in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35-45%.
5. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd voor zover de gegrondverklaring van het beroep is beperkt tot het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit, het bestreden besluit in zoverre is vernietigd, het beroep voor het overige ongegrond is verklaard en appellant is opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank. Dit betekent dat de gegrondverklaring van het beroep en de beslissingen ter zake van griffierecht en proceskosten in stand blijven. Doende hetgeen de rechtbank voor het overige zou behoren te doen, zal de Raad vervolgens het bestreden besluit geheel vernietigen en bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand blijven.
6. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb appellant te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 322,-.
III. Beslissing
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover de gegrondverklaring van het beroep is beperkt tot het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit, het bestreden besluit in zoverre is vernietigd, het beroep voor het overige ongegrond is verklaard en het Uwv is opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank;
Vernietigt het bestreden besluit geheel;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 322,- te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor als voorzitter en R. Kruisdijk en P.J. Stolk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.W.A. Schimmel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 september 2008.
(get.) C.W.J. Schoor.
(get.) M.W.A. Schimmel.
TM