ECLI:NL:CRVB:2008:BF0185
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- G.A.J. van den Hurk
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag om bijstandsuitkering en de gevolgen van onvoldoende gegevensverstrekking
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, die op 30 maart 2007 het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen ongegrond verklaarde. Appellant had op 21 juli 2005 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand ingediend. Het College had appellant herhaaldelijk verzocht om aanvullende gegevens, waaronder bankafschriften en een waardeoverzicht van zijn beleggingsplan, maar appellant heeft niet voldaan aan deze verzoeken binnen de gestelde termijnen.
Het College heeft vervolgens op 19 september 2005 de aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat appellant niet had voldaan aan het verzoek om gegevens. Dit besluit werd later door het College in een bezwaarfase bevestigd. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat het College terecht had gehandeld door de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat appellant niet tijdig de gevraagde informatie had verstrekt.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelt dat het College bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, aangezien appellant niet binnen de gegeven hersteltermijn de benodigde gegevens heeft overgelegd. De Raad benadrukt dat voor een goede beoordeling van het recht op bijstand inzicht in de financiële situatie van de aanvrager vereist is, en dat appellant niet heeft aangetoond dat hij redelijkerwijs niet in staat was om de gevraagde informatie tijdig te verstrekken.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er zijn geen gronden gevonden voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 2 september 2008 door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep.