ECLI:NL:CRVB:2008:BE9813

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-6194 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van kinderbijslag op basis van verblijfsstatus en Koppelingswet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die kinderbijslag verzocht voor zijn kinderen die in Marokko verblijven. De appellant, geboren op 18 november 1956, heeft van 1991 tot 1998 zonder verblijfsvergunning in Nederland gewoond en gewerkt. Hij ontving een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) tot hij in 1998 naar Marokko vertrok. De Sociale verzekeringsbank (Svb) beëindigde op 25 september 1998 het recht van de appellant op kinderbijslag, omdat hij niet langer verzekerd was onder de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) vanwege zijn verblijfsstatus. Dit besluit werd genomen in het kader van de Koppelingswet, die per 1 juli 1998 in werking trad en bepaalt dat vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf niet verzekerd zijn voor de AKW.

De appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Svb en heeft pas in 2003 opnieuw kinderbijslag aangevraagd voor zijn kinderen. De Svb weigerde deze aanvraag, wat leidde tot een rechtszaak. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, waarna de appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de appellant ten tijde van de Koppelingswet niet rechtmatig in Nederland verbleef en dat hij geen bezwaar had gemaakt tegen de eerdere beëindiging van zijn kinderbijslag. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe gronden waren om de appellant als verzekerd voor de AKW te beschouwen.

De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er zijn geen proceskosten aan de appellant opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

06/6194 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 september 2006, 05/738 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 28 augustus 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2008. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Appellant, geboren 18 november 1956, heeft in de periode van 1991-1998, zonder verblijfsvergunning, in Nederland gewoond en gewerkt. Sinds 8 december 1995 ontving appellant een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Appellant is met behoud van zijn WAO-uitkering naar Marokko vertrokken.
1.3. Bij besluit van 25 september 1998 heeft de Svb het recht van appellant op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) met ingang van het derde kwartaal van 1998 beëindigd, op de grond dat appellant vanwege zijn verblijfsstatus niet langer verzekerd is voor de AKW. Ingevolge de inwerkingtreding van de Koppelingswet per 1 juli 1998 is niet verzekerd voor de AKW de vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 1b, aanhef en 1, van de Vreemdelingenwet. Appellant heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt.
1.4. Appellant heeft op 9 januari 2003 de Svb verzocht hem kinderbijslag ingevolge de AKW toe te kennen voor zijn in 1987 en 1996 geboren en in Marokko verblijvende kinderen.
1.5. Bij besluit van 26 februari 2003 heeft de Svb geweigerd kinderbijslag ingevolge de AKW aan appellant toe te kennen op de grond dat appellant niet verzekerd is voor de AKW.
1.6. Bij besluit van 23 december 2004 heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 26 februari 2003 ongegrond verklaard. Daarbij heeft de Svb aangegeven dat is beoordeeld het recht van appellant op kinderbijslag over het eerste kwartaal 2002 tot en met het eerste kwartaal 2003.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 23 december 2004 ongegrond verklaard.
2.2. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
3.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.2. Voor de Raad staat, als door appellant onvoldoende weersproken, vast dat appellant ten tijde van de inwerkingtreding van de Koppelingswetgeving niet rechtmatig in Nederland verbleef en niet (meer) in procedure was voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen het besluit waarbij de Svb - op grond van de Koppelingswet - het recht van appellant op kinderbijslag met ingang van 1 juli 1998 heeft beëindigd. Na de inwerkingtreding van de Koppelingswetgeving is appellant in 1998 met behoud van zijn WAO-uitkering naar Marokko teruggekeerd. Het is de Raad niet gebleken dat appellant nadien op enige grond opnieuw als verzekerd voor de AKW kan worden aangemerkt.
3.3. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
3.4. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2008.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) W. Altenaar.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
OA