ECLI:NL:CRVB:2008:BE9807

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/3465 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het verzetschrift wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2008 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een verzetschrift dat door appellant was ingediend. Het verzetschrift was ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad niet-ontvankelijk was verklaard. De uitspraak van de Raad was op 21 december 2007 aan appellant verzonden, waardoor de verzetstermijn op 1 februari 2008 eindigde. Appellant heeft het verzetschrift echter pas op 11 februari 2008 ingediend, wat betekent dat het te laat was.

De Raad heeft vastgesteld dat er geen redenen waren die een verontschuldiging voor de termijnoverschrijding konden vormen. Appellant had geen argumenten aangedragen die konden leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim was geweest. De enkele vermelding van een vergissing aan de zijde van appellant was onvoldoende om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De Raad heeft daarom besloten dat het verzet niet-ontvankelijk verklaard moest worden, en de eerdere uitspraak bleef in stand.

De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd in het openbaar uitgesproken. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

07/3465 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet in verband met het geding tussen:
[appellant] (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 28 augustus 2008
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet van 20 december 2007 heeft de Raad het beroep van appellant tegen het besluit van verweerster van 7 mei 2007, kenmerk BZ 46773, JZ/Z60/2007, niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen die uitspraak van de Raad, verzonden op 21 december 2007, heeft appellant verzet gedaan bij brief van 11 februari 2008, ingekomen bij de Raad op 12 februari 2008.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juli 2008. Appellant is daar verschenen, terwijl verweerster zich - met voorafgaand bericht - niet heeft laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. In de, op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van overeenkomstige toepassing verklaarde artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Awb is bepaald dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken bedraagt.
Die termijn gaat in op de dag na die waarop de uitspraak door middel van toezending aan de belanghebbende is bekendgemaakt.
Een verzetschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een verzetschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
2. Op grond van de in rubriek I vermelde gegevens stelt de Raad vast dat appellant het verzetschrift te laat heeft ingediend. De aangevallen uitspraak is op vrijdag 21 december 2007 aan appellant verzonden zodat de laatste dag van de verzetstermijn vrijdag 1 februari 2008 was. Het verzetschrift, gedateerd op 11 februari 2008 en verzonden met 11 februari 2008 als datum van het poststempel, is dus niet voor het einde van de termijn ingediend en ook niet voor het einde van de termijn ter post bezorgd.
3. Ten aanzien van een na afloop van de verzetstermijn ingediend verzetschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4. De Raad is van oordeel dat appellant in het verzetschrift en ter zitting geen argumenten heeft aangevoerd die kunnen leiden tot het oordeel dat appellant niet in verzuim is geweest.
Hiertoe heeft de Raad overwogen dat de door appellant opgegeven reden, dat wegens een vergissing zijnerzijds de verzetstermijn is overschreden, onvoldoende is om de termijnoverschrijding te passeren. Daaraan doet niet af dat appellant meent dat de bij hem aanwezige verwarring is ontstaan doordat de behandeling van een ander beroep van appellant, geregistreerd onder nummer 07/3462 WUBO, in dezelfde periode heeft plaatsgevonden.
5. Nu niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging zouden kunnen vormen voor het verzuim, dient het verzet niet-ontvankelijk te worden verklaard. Gelet op artikel 8:55, zesde lid, van de Awb blijft de uitspraak waartegen verzet was gedaan in stand.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en M.C. Bruning en A.A.M. Mollee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. van Berlo als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2008.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) M. van Berlo.
HD
4.08