ECLI:NL:CRVB:2008:BE9031
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Weigering van AOW-uitkering wegens onvoldoende bewijs van verblijf en belastingbetaling in Nederland
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die een aanvraag voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) heeft ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb). De appellant, geboren in 1938, heeft gesteld dat hij van 1965 tot 1972 in Nederland heeft gewoond en gewerkt. De Svb heeft echter in een eerder besluit geweigerd om de AOW-uitkering toe te kennen, omdat niet was aangetoond of aannemelijk gemaakt dat de appellant in de relevante periode in Nederland heeft gewoond of loonbelasting heeft betaald.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep is gegaan. Tijdens de procedure heeft de Svb erkend dat er verzuimd was om te onderzoeken of de appellant onder andere namen bekend was bij zijn voormalige werkgevers of bij de gemeente Amsterdam. Dit leidde tot het besef dat er mogelijk nieuwe gegevens beschikbaar waren die de claim van de appellant konden ondersteunen.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het bestreden besluit van de Svb niet in stand kon blijven vanwege een onzorgvuldige voorbereiding. De Raad heeft de Svb opgedragen om na een nieuw onderzoek een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij ook de inschrijving van de appellant in het bevolkingsregister van Amsterdam in overweging moet worden genomen. Tevens is de Svb veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 644,-- bedragen, en het vergoeden van het griffierecht van € 134,--.
Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in bestuursprocedures en de noodzaak voor de Svb om alle relevante feiten en omstandigheden in overweging te nemen bij het nemen van beslissingen over AOW-aanvragen.