ECLI:NL:CRVB:2008:BE9013

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/1585 WWB-V + 08/1586 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake sociale zekerheidswetgeving

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 augustus 2008 uitspraak gedaan in het verzet tegen een eerdere beslissing waarbij het hoger beroep van appellanten niet-ontvankelijk was verklaard. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. D. Abotay, hadden hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 januari 2008. De Raad had eerder op 29 juli 2008 geoordeeld dat de gronden voor het hoger beroep niet tijdig waren ingediend, omdat deze niet binnen de gestelde termijn van vier weken waren ontvangen. Echter, tijdens de verzetprocedure kwam naar voren dat de gronden van het hoger beroep op 16 mei 2008 per fax waren ingediend, wat de Raad als tijdig beschouwde.

De Raad oordeelde dat de eerdere uitspraak van 29 juli 2008 vervalt, omdat de appellanten wel degelijk aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hadden voldaan. De Raad heeft het verzet gegrond verklaard en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 161,--. Deze kosten zijn verschuldigd aan de appellanten in het kader van de verzetsprocedure. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, W. Altenaar, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

08/1585 WWB-V
08/1586 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Naam appellant ] en [naam appellante], beiden wonende te [woonplaats], (hierna appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 januari 2008, 07/1001 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellanten
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam
Datum uitspraak: 21 augustus 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. D. Abotay, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van
29 juli 2008 heeft de Raad het namens appellanten ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen voornoemde uitspraak heeft mr. Abotay namens appellanten verzet gedaan.
II. OVERWEGINGEN
1. De uitspraak van de Raad van 29 juli 2008 berust hierop, dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat de gronden, waarop het hoger beroep berust, niet binnen de bij brief van 18 april 2008 gestelde termijn van vier weken zijn ingediend en dat op grond van de beschikbare gegevens niet kan worden geoordeeld dat appellanten niet in verzuim zijn geweest.
2. In het kader van de verzetprocedure is komen vast te staan dat voornoemde gemachtigde de gronden van het hoger beroep reeds per fax op 16 mei 2008 bij de Raad heeft ingediend. Naar het oordeel van de Raad heeft voornoemde gemachtigde derhalve tijdig aan het gestelde in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb voldaan.
3. Gelet op het voorgaande dient het verzet gegrond te worden verklaard.
4. Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 29 juli 2008 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
5. De Raad ziet voorts aanleiding het College te veroordelen in de in het kader van de verzetprocedure gemaakte proceskosten. Deze kosten worden begroot op € 161,-- voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond;
Veroordeelt het College in de in het kader van de verzetsprocedure gemaakte proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 161,--, te betalen door de gemeente Rotterdam.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2008.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) W. Altenaar.
IJ