ECLI:NL:CRVB:2008:BE2728

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-5869 TW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de toeslag en procesbelang in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant, wonende in Izmir, Turkije, tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 september 2006. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 augustus 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep, dat betrekking heeft op de beëindiging van een toeslag op grond van de Toeslagenwet. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 28 november 2000, waarin zijn recht op toeslag over een periode van drie jaar werd afgebouwd. De appellant ontving in 2001 nog 2/3 van de toeslag, in 2002 nog 1/3, waarna de toeslag per 1 januari 2003 zou worden beëindigd. Appellant maakte bezwaar tegen de beëindiging van de toeslag, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.

Tijdens de zitting op 19 juni 2008 was de appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door A.P. Prinsen. De Raad overwoog dat het Uwv de rechtsgevolgen van het belastende besluit van 28 november 2000 volledig ongedaan had gemaakt, waardoor de appellant geen procesbelang meer had bij een beoordeling van het bestreden besluit. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat het beroep van de appellant niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er geen belang meer was bij de beoordeling van het besluit. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een vergoeding van proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van griffier N.L.E.M. Bynoe, en werd openbaar uitgesproken op 14 augustus 2008. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarmee de beëindiging van de toeslag werd bekrachtigd.

Uitspraak

06/5869 TW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats], Izmir (Turkije) (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 september 2006, 03/2751 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 14 augustus 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2008. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.P. Prinsen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt het Uwv in deze procedure in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder Uwv tevens verstaan het Lisv.
1.2. Bij besluit van 28 november 2000 heeft het Uwv op grond van Wet Beperking export uitkeringen het recht van appellant op een toeslag ingevolge de Toeslagenwet over een periode van drie jaar afgebouwd. In 2001 zal appellant nog 2/3 van de toeslag ontvangen, in 2002 nog 1/3, waarna de toeslag met ingang van 1 januari 2003 wordt beëindigd.
1.3. Bij brief van 24 maart 2003 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van de toeslag.
1.4. Bij besluit van 28 april 2003 heeft het Uwv het bezwaar van appellant opgevat als te zijn gericht tegen het besluit van 28 november 2000 en wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij heeft het Uwv aangegeven dat na een uitspraak van de Raad is besloten om de afbouw van de toeslag in Turkse zaken met terugwerkende kracht ongedaan te maken en dat de reeds ingehouden bedragen met terugwerkende kracht zullen worden gecorrigeerd en aan appellant worden nabetaald.
2.1. In de aangevallen uitspraak is de rechtbank tot het volgende oordeel gekomen:
“Het materiële geschil dat partijen verdeeld hield, betreft de afbouw van de toeslag die eiser op grond van de Toeslagenwet ontving. De rechtbank stelt evenwel vast dat deze afbouw blijkens het bestreden besluit ongedaan is gemaakt. Voorts heeft verweerder onbetwist gesteld dat hij eiser schadevergoeding heeft betaald in de vorm van wettelijke rente. Nu niet is gesteld of gebleken dat eiser nog enig belang heeft bij een beoordeling van het bestreden besluit door de rechtbank, zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.”
2.2. In hoger beroep heeft appellant uitsluitend aangevoerd dat zijn bezwaar niet te laat is ingediend en dat de rechtbank het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3.1. De Raad kan zich geheel verenigen met het oordeel van de rechtbank dat appellant geen belang meer heeft bij een beoordeling van het bestreden besluit, waarbij zijn bezwaar tegen het primaire besluit van 28 november 2000 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard. Het Uwv heeft de rechtsgevolgen van het belastende besluit 28 november 2000 volledig ongedaan gemaakt. Ten overvloede merkt de Raad nog op dat latere besluitvorming van het Uwv ten aanzien van het recht van appellant op toeslag, nog voorwerp van geschil is in het bij de Raad onder nummer 04/6007 TW aanhangige geding.
3.2. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
3.3. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2008.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) N.L.E.M. Bynoe.
IJ
III. KARAR
Temyiz Mahkemesi;
Geregini düsündükten sonra:
Temyiz edilen karari onaylar.
Isbu karar, kâtibin N.L.E.M. Bynoe huzurunda, baskan mr H.J. de Mooij tarafindan verilip 14-08-2008 tarihinde açikça okunmustur.