ECLI:NL:CRVB:2008:BE0083
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing nieuwe aanvraag om WAO-uitkering en niet-ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 11 januari 2006, waarin het bezwaar tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellante had zich op 12 februari 2003 ziek gemeld vanwege rugklachten en op 23 oktober 2003 een aanvraag voor een WAO-uitkering ingediend. Het Uwv had deze aanvraag afgewezen, omdat appellante per 11 februari 2004 minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank bevestigde deze afwijzing in haar uitspraak.
Appellante heeft in hoger beroep medische en arbeidskundige gronden aangevoerd tegen de beslissing van de rechtbank. Tijdens de zitting op 11 december 2007 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv was vertegenwoordigd. De Raad heeft het onderzoek heropend en partijen gevraagd om aanvullende informatie te verstrekken. Uiteindelijk heeft de Raad geconcludeerd dat het Uwv appellante ten onrechte in haar bezwaar heeft ontvangen en dat de rechtbank het besluit op bezwaar van 5 april 2005 ten onrechte in stand heeft gelaten.
De Raad heeft het beroep gegrond verklaard, het besluit van 5 april 2005 vernietigd en het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 644,- voor rechtsbijstand in beroep en € 483,- voor rechtsbijstand in hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 13 augustus 2008 door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van M.B.M. Vermeulen als griffier.