ECLI:NL:CRVB:2008:BD9916
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens ontbreken van procesbelang in sociale zekerheidszaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin haar beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen ongegrond werd verklaard. Appellante had bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en was onderworpen aan arbeidsverplichtingen. Na medisch onderzoek werd vastgesteld dat appellante niet geschikt was voor fysiek zware arbeid, maar ook niet voor zwaar stresserende arbeid. De rechtbank bevestigde het besluit van het College, waartegen appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 29 juli 2008 werd duidelijk dat appellante inmiddels, bij besluit van 18 september 2007, was ontheven van haar arbeidsverplichtingen tot 17 september 2008. Het College bevestigde dat er geen verlaging van de bijstand wegens niet-nakomen van de arbeidsverplichtingen aan appellante was opgelegd en dat er ook geen verlaging met betrekking tot het verleden meer werd overwogen. Hierdoor had het aanvechten van het medisch oordeel dat aan het eerdere besluit ten grondslag lag, voor appellante geen feitelijke betekenis meer.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er voor appellante geen procesbelang meer was, aangezien het resultaat van het hoger beroep niet meer relevant was voor haar situatie. De Raad verklaarde het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat de Raad geen aanleiding zag voor een dergelijke beslissing. De uitspraak werd gedaan door G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van griffier A. Badermann, op 12 augustus 2008.