als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 10 december 2007, 07/2225 (hierna: aangevallen uitspraak),
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, (hierna: het College)
Datum uitspraak: 12 augustus 2008
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 22 april 2008 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 22 april 2008 heeft appellante verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2008. Appellante is verschenen. Het College heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
1. De uitspraak van de Raad van 22 april 2008 berust hierop, dat het hoger beroepschrift niet binnen de termijn van zes weken na de bekendmaking van de uitspraak van de rechtbank is ingediend.
2. Aan de orde is de vraag of het hoger beroep van appellante terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend op grond van de volgende overwegingen.
2.1. Op grond van de gedingstukken stelt de Raad vast dat de termijn van zes weken om hoger beroep in te stellen in dit geval is aangevangen op vrijdag 14 december 2007, de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt, en is geëindigd op donderdag 24 januari 2008.
2.2. Appellante heeft bij brief gedateerd 24 januari 2008 hoger beroep ingesteld. Op 29 januari 2008 is dit beroepschrift per post bij de Raad ontvangen.
2.3. Op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bij verzending per post een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Derhalve dient te worden onderzocht of het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. Een stuk is alleen voor het einde van de termijn ter post bezorgd indien het tijdig aan TNT Post is aangeboden. Als bewijs dat tijdig ter post is bezorgd geldt de datumstempel van het postkantoor. Het poststempel op de enveloppe waarin het hoger beroepschrift is verzonden, vermeldt de datum 27 januari 2008. De stelling van appellante dat het hoger beroepschrift op 24 januari 2008 aan een medewerker van TNT Post ter bezorging is aangeboden, volgt de Raad niet, omdat die stelling niet met enig concreet bewijs is gestaafd.
2.4. Het onder 2.1 tot en met 2.3 overwogene brengt mee dat terecht is geoordeeld dat het hoger beroepschrift niet tijdig is ingediend.
2.5. In hetgeen appellante in het verzetschrift en ter zitting heeft aangevoerd heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden welke kunnen leiden tot de conclusie dat appellante het verzuim niet kan worden tegengeworpen.
2.6. Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2008.
(get.) G.A.J. van den Hurk.