ECLI:NL:CRVB:2008:BD9905
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- H. Bedee
- Rechtspraak.nl
Weigering WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de weigering van de WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellant, die als loodgieter/cv monteur werkte, had zich in 2003 ziek gemeld vanwege hartklachten en verzocht in 2004 om een WAO-uitkering. Het Uwv weigerde deze aanvraag, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid op dat moment minder dan 15% was. Appellant voerde aan dat hij lijdt aan het syndroom van Marfan en dat er aanzienlijke beperkingen zijn op het gebied van tillen en stress. Ondanks deze argumenten verklaarde het Uwv het bezwaar ongegrond, wat leidde tot de rechtszaak.
Tijdens de zitting op 24 juni 2008 werd appellant vertegenwoordigd door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een medewerker. De Raad voor de Rechtspraak overwoog dat de bezwaarverzekeringsarts de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) had aangepast op basis van de medische rapportages, maar dat er geen reden was om aan de juistheid van deze beoordeling te twijfelen. De Raad concludeerde dat de FML een juiste weergave was van de arbeidsmogelijkheden van appellant en dat hij in staat was de hem voorgehouden functies te vervullen.
De Raad oordeelde dat het Uwv in hoger beroep voldoende toelichting had gegeven op de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, maar het Uwv werd wel veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op € 644,- werden vastgesteld, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 105,-.