[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 25 november 2004, 04/368 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 8 augustus 2008
Namens appellante heeft mr. J.W. Brouwer, advocaat te Assen, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellante is bij brief van 24 mei 2005 een rapport van medisch adviseur dr. D.J. Schakel in het geding gebracht.
Het Uwv heeft bij brief van 21 juni 2005 een rapport van bezwaarverzekeringsarts G.J. Dreijer naar de Raad gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2006. Appellante is verschenen bij haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Belapavlovic.
Na de behandeling ter zitting van de Raad is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, in verband waarmee de Raad heeft besloten het onderzoek te heropenen.
De Raad heeft de psychiater O. Habekotté benoemd als deskundige voor het instellen van een onderzoek. Deze deskundige heeft een schriftelijk verslag van zijn onderzoek, gedateerd 23 januari 2008, aan de Raad uitgebracht.
Naar aanleiding van dit verslag heeft het Uwv op 8 april 2008 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
1. Bij besluit van 14 januari 2004 heeft het Uwv aan appellante meegedeeld dat haar uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) per 15 maart 2004 wordt ingetrokken.
2. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.1. Bij het bestreden besluit van 25 maart 2004 heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 14 januari 2004 gehandhaafd.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. Naar aanleiding van het onderzoek dat psychiater Habekotté op verzoek van de Raad heeft uitgevoerd heeft het Uwv bij brief van 8 april 2008 aan de Raad meegedeeld het bestreden besluit van 23 maart 2004 niet langer te handhaven en appellante 55-65% arbeidsongeschikt te beschouwen vanaf 1 november 2003. Dit heeft het Uwv middels een nieuwe beslissing op bezwaar, eveneens gedateerd 8 april 2008, tevens aan appellante meegedeeld.
4.1. Namens appellante heeft mr. Brouwer bij brief van 6 mei 2008 de Raad bericht dat appellante zich kan vinden in het gewijzigde standpunt van het Uwv. Zij heeft de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in haar proceskosten.
5. De Raad stelt vast dat tussen partijen geen geschil meer bestaat over de kwestie die appellante in hoger beroep aan de Raad ter beoordeling heeft voorgelegd. Dit betekent dat appellante geen procesbelang meer heeft bij een beslissing van de Raad op het hoger beroep.
5.1. Dit brengt de Raad tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
5.2. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep, welke met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 644,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal derhalve € 1.288,-.
5.3. Bij gebreke van een afdoende specificatie daarvan kan de Raad niet voldoen aan het verzoek van appellante om een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de door haar ingeschakelde medisch adviseur.
De Centrale Raad van Beroep;
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.288,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het door haar in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 139,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Lochs als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2008.