ECLI:NL:CRVB:2008:BD9830

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-74 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van het hoger beroep inzake WAO-uitkering

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Assen, die op 25 november 2004 haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had bij besluit van 14 januari 2004 meegedeeld dat de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) per 15 maart 2004 werd ingetrokken. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak.

Tijdens de procedure bij de Centrale Raad van Beroep heeft het Uwv, na een deskundigenonderzoek door psychiater O. Habekotté, besloten om het bestreden besluit niet langer te handhaven en appellante als 55-65% arbeidsongeschikt te beschouwen vanaf 1 november 2003. Appellante gaf aan zich te kunnen vinden in dit gewijzigde standpunt van het Uwv en verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in haar proceskosten.

De Raad constateerde echter dat er geen geschil meer bestond tussen partijen over de kwestie die in hoger beroep aan de orde was. Hierdoor had appellante geen procesbelang meer bij een beslissing van de Raad. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.288,- bedroegen, en moest het Uwv het griffierecht van € 139,- vergoeden. De uitspraak werd gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van griffier M. Lochs, op 8 augustus 2008.

Uitspraak

05/74 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 25 november 2004, 04/368 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 8 augustus 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.W. Brouwer, advocaat te Assen, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellante is bij brief van 24 mei 2005 een rapport van medisch adviseur dr. D.J. Schakel in het geding gebracht.
Het Uwv heeft bij brief van 21 juni 2005 een rapport van bezwaarverzekeringsarts G.J. Dreijer naar de Raad gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2006. Appellante is verschenen bij haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Belapavlovic.
Na de behandeling ter zitting van de Raad is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, in verband waarmee de Raad heeft besloten het onderzoek te heropenen.
De Raad heeft de psychiater O. Habekotté benoemd als deskundige voor het instellen van een onderzoek. Deze deskundige heeft een schriftelijk verslag van zijn onderzoek, gedateerd 23 januari 2008, aan de Raad uitgebracht.
Naar aanleiding van dit verslag heeft het Uwv op 8 april 2008 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 14 januari 2004 heeft het Uwv aan appellante meegedeeld dat haar uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) per 15 maart 2004 wordt ingetrokken.
2. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.1. Bij het bestreden besluit van 25 maart 2004 heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 14 januari 2004 gehandhaafd.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. Naar aanleiding van het onderzoek dat psychiater Habekotté op verzoek van de Raad heeft uitgevoerd heeft het Uwv bij brief van 8 april 2008 aan de Raad meegedeeld het bestreden besluit van 23 maart 2004 niet langer te handhaven en appellante 55-65% arbeidsongeschikt te beschouwen vanaf 1 november 2003. Dit heeft het Uwv middels een nieuwe beslissing op bezwaar, eveneens gedateerd 8 april 2008, tevens aan appellante meegedeeld.
4.1. Namens appellante heeft mr. Brouwer bij brief van 6 mei 2008 de Raad bericht dat appellante zich kan vinden in het gewijzigde standpunt van het Uwv. Zij heeft de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in haar proceskosten.
5. De Raad stelt vast dat tussen partijen geen geschil meer bestaat over de kwestie die appellante in hoger beroep aan de Raad ter beoordeling heeft voorgelegd. Dit betekent dat appellante geen procesbelang meer heeft bij een beslissing van de Raad op het hoger beroep.
5.1. Dit brengt de Raad tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
5.2. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep, welke met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 644,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal derhalve € 1.288,-.
5.3. Bij gebreke van een afdoende specificatie daarvan kan de Raad niet voldoen aan het verzoek van appellante om een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de door haar ingeschakelde medisch adviseur.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.288,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het door haar in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 139,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Lochs als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2008.
(get.) R.C. Stam.
(get.) M. Lochs.