ECLI:NL:CRVB:2008:BD9738
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- J.P.M. Zeijen
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de intrekking van de WAO-uitkering en de medische grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, die het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had op 13 december 2004 de WAO-uitkering van appellante, die was berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, per 11 februari 2005 ingetrokken. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door het Uwv afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 juli 2008 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad heeft vastgesteld dat de medische grondslag voor de intrekking van de uitkering juist was. De bezwaarverzekeringsarts had de belastbaarheid van appellante goed beoordeeld, ondanks dat zij niet zelf door deze arts was onderzocht. De Raad oordeelt dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende informatie had verzameld om tot een gefundeerd oordeel te komen over de mogelijkheden en beperkingen van appellante. De Raad concludeert dat de werkzaamheden die appellante zou moeten verrichten binnen haar mogelijkheden liggen.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte niet heeft aangenomen dat bij haar een depressie is gediagnosticeerd en dat de bezwaarverzekeringsarts niet zorgvuldig genoeg heeft gehandeld. De Raad heeft deze argumenten verworpen en bevestigd dat de intrekking van de uitkering terecht was. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van ontneming van eigendom, omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor de WAO-uitkering. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.