ECLI:NL:CRVB:2008:BD9569
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAJONG-uitkering wegens onvoldoende arbeidskundige toelichting
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 24 augustus 2006 haar beroep ongegrond verklaarde. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. de Miranda, heeft in hoger beroep gesteld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ten onrechte haar WAJONG-uitkering heeft ingetrokken. De intrekking van de uitkering was gebaseerd op de conclusie dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante was afgenomen van 80-100% naar minder dan 25%. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 augustus 2008 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de feiten correct heeft weergegeven en dat appellante niet kan worden gevolgd in haar stelling dat het Uwv is uitgegaan van een te hoge belastbaarheid. Er was geen medische verklaring voor de pijnsensaties van appellante en het verzekeringsgeneeskundig onderzoek wees uit dat er beperkingen waren voor het verrichten van arbeid. De Raad heeft echter ook geconstateerd dat de arbeidskundige toelichting die het Uwv heeft gegeven, onvoldoende inzichtelijk en toetsbaar was. Dit betekent dat de functies die als grondslag voor de schatting zijn gebruikt, niet als geschikt voor appellante konden worden beschouwd.
De Raad heeft het bestreden besluit van het Uwv vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is het Uwv opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante. De Raad heeft het Uwv ook veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.449,-, en heeft bepaald dat het Uwv het griffierecht van € 142,- aan appellante vergoedt.