ECLI:NL:CRVB:2008:BD9556
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering wegens minder dan 15% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van de betrokkene, die door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) was vastgesteld op minder dan 15% arbeidsongeschiktheid. De rechtbank Breda had eerder het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, omdat het UWV niet voldoende inzicht had gegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en de bijbehorende normaalwaarden. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van het UWV behandeld en op 1 augustus 2008 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 20 juni 2008 was de betrokkene niet aanwezig, maar het UWV had een arbeidskundig rapport overgelegd.
De Raad heeft de feiten zoals door de rechtbank vastgesteld, overgenomen en geconcludeerd dat de rechtbank niet had onderbouwd dat de arbeidsbeperkingen van de betrokkene in de FML waren onderschat. De Raad oordeelde dat de rechtbank het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit had vernietigd, maar dat dit deel niet als een zelfstandig deelbesluit kon worden aangemerkt. De Raad heeft ook vastgesteld dat de rechtbank's eis voor een lijst met normaalwaarden en een interpretatiekader niet in lijn was met eerdere rechtspraak.
Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak vernietigd, het inleidende beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. De Raad heeft het UWV veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 966,- bedragen, en heeft bepaald dat het UWV het griffierecht van € 37,- aan de betrokkene moet vergoeden.