ECLI:NL:CRVB:2008:BD9545
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 6 juli 2006, waarin de rechtbank het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de WAO-uitkering van appellante te herzien, heeft vernietigd. Het Uwv had in oktober 2005 besloten dat appellante arbeidsongeschikt was in de mate van 55 tot 65%. De rechtbank oordeelde dat de arbeidskundige grondslag van dit besluit ondeugdelijk was, omdat de berekening van het verlies aan verdiencapaciteit niet op de juiste wijze was uitgevoerd. De rechtbank heeft het Uwv opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de overwegingen in de aangevallen uitspraak.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op haar medische klachten en dat zij zich volledig arbeidsongeschikt acht, vooral door haar chronische vermoeidheid. Appellante betoogde dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar vermoeidheid en dat een urenbeperking noodzakelijk was. Daarnaast stelde zij dat de motivering van de bezwaararbeidsdeskundige met betrekking tot haar concentratie niet juist was.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de belastbaarheid van appellante zoals vastgesteld door de (bezwaar)verzekeringsarts. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en bevestigde de aangevallen uitspraak. De Raad concludeerde dat de grieven van appellante niet slagen en dat het Uwv in het vervolg van de procedure aandacht moet besteden aan de vordering van appellante tot betaling van wettelijke rente. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op 25 juli 2008.