ECLI:NL:CRVB:2008:BD9272
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van onvoldoende medische informatie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de erven van een betrokkene die een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering had ingediend. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 augustus 2008 uitspraak gedaan in deze zaak, die voortkwam uit een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De betrokkene, geboren in 1932, had van 1965 tot 1981 in Nederland gewoond en was in 1981 naar Marokko geëmigreerd. In 1992 diende hij een aanvraag in voor een uitkering op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Deze aanvraag werd in 1995 afgewezen omdat niet kon worden vastgesteld dat de betrokkene in de relevante periode arbeidsongeschikt was en dit gedurende 52 weken had geduurd.
De rechtbank oordeelde in 1997 dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de medische toestand van de betrokkene, wat leidde tot een herbeoordeling van de aanvraag. In 2002 werd de aanvraag opnieuw afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), met de stelling dat er geen arbeidsongeschiktheid was vastgesteld in de verzekerde periode. De erven van de betrokkene gingen in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de medische informatie die was overgelegd, niet voldoende was om aan te tonen dat de betrokkene in de relevante periode arbeidsongeschikt was. De Raad concludeerde dat de late aanvraag van de betrokkene, meer dan tien jaar na de relevante periode, voor zijn risico kwam. De Raad oordeelde dat de betrokkene niet voldeed aan de voorwaarden voor toekenning van een uitkering op basis van de AAW en WAO, en dat het Uwv op goede gronden de aanvraag had afgewezen.