ECLI:NL:CRVB:2008:BD9270

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-2606 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag ouderdomspensioen door de Sociale verzekeringsbank wegens gebrek aan bewijs van arbeidsverleden

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 5 april 2007 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) ongegrond heeft verklaard. Appellant had zich op 17 januari 2005 tot de Sociale verzekeringsbank (Svb) gewend met het verzoek om in aanmerking te komen voor een AOW-pensioen, waarbij hij aangaf van 1969 tot 1971 werkzaam te zijn geweest bij een restaurant in Amsterdam. De Svb heeft echter geen bewijsstukken van zijn werkzaamheden kunnen achterhalen, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag.

De Svb heeft appellant om nadere gegevens gevraagd, maar appellant kon geen bewijsstukken overleggen, omdat deze verloren waren gegaan. De Svb heeft zijn besluit om de aanvraag af te wijzen, na bezwaar, gehandhaafd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Svb aan zijn onderzoeksverplichting heeft voldaan door te onderzoeken of appellant bekend was bij het horeca-pensioenfonds, maar dat er geen bewijs was dat hij in Nederland had gewerkt.

De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat appellant niet het begin van bewijs heeft geleverd dat hij in Nederland werkzaamheden heeft verricht en dat het zoekraken van bewijsstukken voor zijn eigen rekening komt. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade en is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2008.

Uitspraak

07/2606 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 april 2007, 06/678 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 1 augustus 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2008. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.A. Buskens.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant heeft zich op 17 januari 2005 tot de Svb gewend met het verzoek hem in aanmerking te brengen voor een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Hij heeft daarbij aangegeven vanaf 1969 werkzaam te zijn geweest bij restaurant [naam restaurant] aan het [adres] in Amsterdam. De Svb heeft appellant om nadere gegevens gevraagd. Appellant heeft hierop geantwoord van 1969 tot 1971 bij genoemd restaurant werkzaam te zijn geweest, maar dat bewijsstukken verloren zijn gegaan.
1.2. Bij besluit van 9 juni 2005 heeft de Svb appellants aanvraag afgewezen. Daarbij is overwogen dat de door appellant genoemde werkgever niet meer te achterhalen is en dat appellant geen bewijsstukken van werkzaamheden in Nederland heeft overgelegd. Bij het bestreden besluit van 22 december 2005 heeft de Svb zijn besluit van 9 juni 2005 na bezwaar gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat de Svb aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan door te onderzoeken of appellant bekend is bij het horeca-pensioenfonds en dat appellant geen bewijsstukken van werkzaamheden in Nederland heeft overgelegd.
3. De Raad kan zich geheel vinden in hetgeen de rechtbank heeft overwogen. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de Svb heeft voldaan aan zijn onderzoeksverplichting. Daarbij tekent de Raad nog aan dat de Svb ook heeft nagegaan of appellant was opgenomen in het schakelregister. Dat was niet het geval, zodat geen aanwijzing bestaat dat hij in de jaren 1969 tot 1971 in Nederland heeft verbleven. Voorts overweegt de Raad dat appellant nog niet het begin van bewijs heeft geleverd dat hij in Nederland werkzaamheden heeft verricht en dat het eventueel zoekraken van bewijsstukken voor zijn rekening moet blijven.
4. Het voorgaande leidt de Raad tot het oordeel dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2008.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
CB
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale),
statue:
Confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M. M.M. van der Kade en présence de W. Altenaar en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, 1 août 2008.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.