ECLI:NL:CRVB:2008:BD9270
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag ouderdomspensioen door de Sociale verzekeringsbank wegens gebrek aan bewijs van arbeidsverleden
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 5 april 2007 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) ongegrond heeft verklaard. Appellant had zich op 17 januari 2005 tot de Sociale verzekeringsbank (Svb) gewend met het verzoek om in aanmerking te komen voor een AOW-pensioen, waarbij hij aangaf van 1969 tot 1971 werkzaam te zijn geweest bij een restaurant in Amsterdam. De Svb heeft echter geen bewijsstukken van zijn werkzaamheden kunnen achterhalen, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag.
De Svb heeft appellant om nadere gegevens gevraagd, maar appellant kon geen bewijsstukken overleggen, omdat deze verloren waren gegaan. De Svb heeft zijn besluit om de aanvraag af te wijzen, na bezwaar, gehandhaafd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Svb aan zijn onderzoeksverplichting heeft voldaan door te onderzoeken of appellant bekend was bij het horeca-pensioenfonds, maar dat er geen bewijs was dat hij in Nederland had gewerkt.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat appellant niet het begin van bewijs heeft geleverd dat hij in Nederland werkzaamheden heeft verricht en dat het zoekraken van bewijsstukken voor zijn eigen rekening komt. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade en is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2008.