ECLI:NL:CRVB:2008:BD9264
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- H. Bedee
- Rechtspraak.nl
Toekenning WAO-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 22 april 2005, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 18 september 2003 aan appellante een WAO-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar beperkingen door het Uwv waren onderschat. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij door haar psychische klachten niet in staat is om enige arbeid te verrichten.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 juli 2008 uitspraak gedaan. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat het Uwv niet van onjuiste medische beperkingen is uitgegaan. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling van de arbeidsongeschiktheid op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en dat de beschikbare gegevens voldoende informatie boden over de gezondheidstoestand van appellante op de relevante datum. De Raad vond geen aanleiding om een deskundige te raadplegen, aangezien appellante in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens had ingediend die de eerdere beoordeling konden ondermijnen.
De Raad concludeerde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, in medisch opzicht binnen het bereik van appellante lagen. De geschiktheid van deze functies was voldoende gemotiveerd door de arbeidskundige rapportages van het Uwv. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er waren geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend.