ECLI:NL:CRVB:2008:BD8600

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/3352 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda inzake uitkering op grond van de Werkloosheidswet

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 1 mei 2006. Appellante, vertegenwoordigd door mr. F.P.J.R. Jansen, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake haar uitkering op grond van de Werkloosheidswet. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 juli 2008 uitspraak gedaan. Tijdens de procedure heeft het Uwv een verweerschrift ingediend en zijn er aanvullende stukken door appellante ingezonden. De zitting vond plaats op 14 maart 2007, waar appellante aanwezig was met haar advocaat en het Uwv vertegenwoordigd was door mr. A.E.G. de Jong.

Na de zitting heeft de Raad het onderzoek heropend en aanvullende informatie opgevraagd. Het Uwv heeft op 15 oktober 2007 een nieuw besluit genomen, waarbij aan appellante met terugwerkende kracht een uitkering is toegekend. Dit besluit komt volledig tegemoet aan de bezwaren van appellante, waardoor er geen geschil meer bestaat tussen partijen. De Raad heeft geoordeeld dat appellante geen belang meer heeft bij een oordeel over de eerdere uitspraak van de rechtbank, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft tevens de proceskosten van appellante vergoed, tot een totaalbedrag van € 1.288,--, en heeft bepaald dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van € 140,-- aan haar vergoedt. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

06/3352 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 1 mei 2006, 05/4425 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 16 juli 2008.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep ingesteld door mr. F.P.J.R. Jansen, advocaat te Breda.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Nadien heeft appellante nog stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2007. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Jansen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.E.G. de Jong, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemers-verzekeringen.
Na de zitting heeft de Raad het onderzoek heropend. Hij heeft aan appellante een vraag gesteld, waarop bij brief van 9 mei 2007 is geantwoord.
In reactie daarop heeft het Uwv bij brief van 15 oktober 2007 de Raad een afschrift van het besluit van 15 oktober 2007 toegezonden, waarbij aan appellante alsnog met ingang van 1 maart 2005 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet is toegekend.
Bij schrijven van 11 januari 2008 heeft mr. Jansen de Raad desgevraagd laten weten dat met het besluit van 15 oktober 2007 wordt tegemoet gekomen aan het bezwaar van appellante. Namens appellante is verzocht het Uwv te veroordelen in de door haar in beroep en in hoger beroep gemaakte proceskosten.
Partijen hebben toestemming verleend nadere behandeling ter zitting achterwege te laten.
II. OVERWEGINGEN
Met het besluit van 15 oktober 2007 heeft het Uwv opnieuw op het bezwaar van appellante beslist. Dit besluit komt geheel tegemoet aan het beroep van appellante. Tussen partijen bestaat, gezien de inhoud van dat besluit en hetgeen overigens is aangevoerd, geen geschil meer. Derhalve heeft appellante geen belang meer bij een oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
De Raad ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 644,-- voor kosten van verleende rechtsbijstand in eerste aanleg en eveneens tot een bedrag van € 644,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal derhalve
€ 1.288,--.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.288,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door appellante betaalde griffierecht van € 140,-- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden als voorzitter. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2008.
(get.) C.P.J. Goorden.
(get.) P. Boer.
RH