ECLI:NL:CRVB:2008:BD7597
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- M.C.T.M. Sonderegger
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de rechtbank het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellante, die als schoonmaakster werkte, was sinds 18 augustus 2003 arbeidsongeschikt door rug- en beenklachten. Het Uwv had op 17 december 2004 besloten dat appellante geen recht had op een uitkering op basis van de WAO, omdat zij na onderzoek belastbaar werd geacht voor rugsparende arbeid. Appellante was het niet eens met dit besluit en heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 19 juni 2006 het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellante ging hiertegen in hoger beroep, maar is niet verschenen op de zitting. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. A.E.M. Kuppers. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat het Uwv de belastbaarheid van appellante onjuist had vastgesteld. De Raad merkte op dat appellante in hoger beroep geen nieuwe grieven had aangevoerd en volstond met verwijzingen naar eerdere argumenten.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd openbaar gedaan op 8 juli 2008.