ECLI:NL:CRVB:2008:BD7559
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- C.P.J. Goorden
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WW-uitkering en terugvordering door het Uwv wegens niet-nakoming van informatieplicht
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WW-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en de daaropvolgende terugvordering van onterecht betaalde uitkeringen. Appellant had een WW-uitkering ontvangen die op 5 januari 2004 was toegekend. In het kader van een proefplaatsing had hij toestemming gekregen om met behoud van zijn uitkering te werken. Na afloop van deze proefplaatsing heeft appellant echter geen melding gemaakt van zijn werkzaamheden, wat in strijd was met zijn verplichtingen. Het Uwv heeft daarop besloten om de uitkering per 1 juli 2005 te herzien en heeft de onverschuldigd betaalde bedragen teruggevorderd, alsook een boete opgelegd wegens het niet verstrekken van noodzakelijke informatie.
De rechtbank Alkmaar heeft in eerste aanleg het beroep van appellant ongegrond verklaard. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat appellant zijn verplichtingen niet is nagekomen en dat de opgelegde boete gerechtvaardigd is. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangevoerd die de eerdere beslissingen van het Uwv en de rechtbank zouden kunnen ondermijnen. De Raad benadrukt dat het risico van het niet nakomen van afspraken met het re-integratiebureau voor rekening van appellant komt.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en houdt in dat de terugvordering van de WW-uitkering en de boete blijven staan. De Raad ziet geen aanleiding om proceskosten te vergoeden, aangezien er geen termen aanwezig zijn voor een dergelijke vergoeding.