ECLI:NL:CRVB:2008:BD7444
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- H. Bedee
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de arbeidskundige grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. De rechtbank had op 28 juni 2006 geoordeeld dat de herziening van de WAO-uitkering van betrokkene, die oorspronkelijk was vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, naar 35 tot 45% niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat de medische grondslag van het besluit stand kon houden, maar dat de arbeidskundige onderbouwing tekortschiet. De rechtbank stelde vast dat er geen aangepaste Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) aanwezig was en dat de transparantie en toetsbaarheid van de schatting onvoldoende waren. Hierdoor werd het bestreden besluit vernietigd.
In hoger beroep heeft appellant, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, zijn standpunt gewijzigd en betoogd dat de aanpassingen in het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) voldoende waren om aan de vereisten te voldoen. De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene geen hoger beroep heeft ingesteld en dat de medische grondslag niet ter beoordeling staat. De Raad concludeert dat de functies die aan de herziening ten grondslag lagen, de belastbaarheid van betrokkene niet overschrijden. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze het arbeidskundige gedeelte betreft en draagt appellant op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, terwijl het bestreden besluit voor het overige in stand blijft. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven volledig in stand.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in tegenwoordigheid van de griffier hebben uitgesproken.