[Appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 13 april 2006, 05/3107 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 8 juli 2008
Namens appellant heeft mr. J.M. Blom, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsvonden op 20 maart 2007. Appellant en zijn gemachtigde zijn - met voorafgaand bericht - niet verschenen. het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.E.M. Kuppens.
1. Bij besluit van 15 december 2004 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 9 februari 2005 ingetrokken. Bij besluit van gelijke datum heeft het UWV de toeslag ingevolge de Toeslagenwet (TW) die appellant ontving op zijn WAO-uitkering per 9 februari 2005 beëindigd. Het Uwv heeft het tegen deze besluiten namens appellant gemaakte bezwaar bij besluit van 15 september 2005 ongegrond verklaard.
2.1. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep, voor zover gericht tegen de beëindiging van de toeslag ingevolge de TW gegrond verklaard, en zelf voorzienende, het bezwaar van appellant tegen dit besluit alsnog niet-ontvankelijk verklaard.
2.2. De rechtbank heeft het beroep, voor zover gericht tegen de intrekking van de WAO-uitkering, ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat gelet op de beschikbare medische gegevens het Uwv op zorgvuldige wijze de belastbaarheid en de beperkingen van appellant heeft vastgesteld. De in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgenomen beperkingen zijn gebaseerd op een door psychiater J. IJsselstein uitgebrachte expertise van 15 augustus 2005, die berust op een zorgvuldig onderzoek en waarvan naar het oordeel van de rechtbank gesteld kan worden dat de getrokken conclusies naar behoren medisch zijn onderbouwd. De rechtbank is er voorts niet van overtuigd dat de functies van emballeur en montagemedewerker vallen binnen de voor appellant vastgestelde belastbaarheid, maar de overige in het kader van het arbeidskundige onderzoek aan appellant voorgehouden functies zijn volgens de rechtbank aan te merken als arbeid die wat betreft de daarin voorkomende belasting in overeenstemming is met de vastgestelde beperkingen. Met het vervallen van de twee genoemde functies daalt het mediaanloon, maar de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant leidt naar het oordeel van de rechtbank onveranderd tot indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse van minder dan 15%.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij zich niet kan verenigen met de wijze waarop de medische verklaringen van de behandelend psychiater D. Kok en de rapportage van REANED in het geding zijn betrokken. Er is in de verklaringen van de psychiater niet slechts sprake van een anamnese, doch ook van eigen bevindingen en conclusies. Uit de conclusie van REANED blijkt duidelijk dat appellant aan de duurzame psychische stoornis lijdt, hetgeen aangeeft dat deze beoordeling eveneens betrekking heeft op de periode in geding.
4.1. Nu het hoger beroep van appellant zich uitsluitend richt op het oordeel van de rechtbank over de intrekking van de WAO-uitkering per 9 februari 2005, zal de Raad zijn oordeel hiertoe beperken.
4.2. De Raad heeft in hetgeen namens appellant is aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de juistheid van het bestreden besluit. De Raad acht de ten aanzien van appellant aangenomen belastbaarheid door de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringarts, mede gebaseerd op het rapport van psychiater IJsselstein, genoegzaam onderbouwd en ziet in hetgeen van de zijde van appellant daartegen is aangevoerd, waaronder de verklaringen van psychiater Kok en de rapportage van REANED, geen grond voor een andersluidend oordeel. Volgens die verklaring is appellant bij deze psychiater onder behandeling wegens depressieve en angstklachten, gebruikt appellant medicatie, heeft appellant nergens zin in, komt niet tot activiteiten en is hij snel geagiteerd. Een objectieve medische onderbouwing dat appellant méér beperkt is dan door het Uwv is aangenomen, wordt daar echter niet gegeven.
De rapportage van REANED is uitgebracht in het kader van de Wet Werk en Bijstand, en ziet derhalve op een andere beoordeling dan de onderhavige.
4.3. Met de bij het bestreden besluit ten aanzien van appellant aangenomen belastbaarheid moet appellant in ieder geval in staat worden geacht de aan hem geduide functies, met uitzondering van de door de rechtbank verworpen functies van emballeur en montagemedewerker, te vervullen nu de belasting in die functies, naar de Raad met de rechtbank aanneemt en op de door de rechtbank daaraan ten grondslag gelegde overwegingen, zijn belastbaarheid niet overschrijdt.
4.4. Het hoger beroep treft derhalve geen doel, zodat wordt beslist als hieronder is vermeld.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2008.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.