ECLI:NL:CRVB:2008:BD7303

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-4989 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en medische beoordeling door verzekeringsartsen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, die op 11 juli 2006 haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellante had een WAO-uitkering ontvangen, die in 2004 werd herzien door het Uwv naar een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse van 45 tot 55%. Appellante was het niet eens met deze herziening en stelde dat haar psychische klachten door de verzekeringsartsen waren onderschat. In hoger beroep heeft zij een brief van haar psychiater ingediend ter ondersteuning van haar standpunt. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de verzekeringsartsen afdoende hebben gemotiveerd dat de voorgehouden functies binnen de belastbaarheid van appellante vallen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en oordeelde dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen voldoende was onderbouwd. De uitspraak werd gedaan op 11 juli 2008, waarbij de Raad zich volledig achter de overwegingen van de rechtbank schaarde.

Uitspraak

06/4989 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 11 juli 2006, 05/7620 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 11 juli 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E.J.W.F. Deen, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 mei 2008.
Namens appellante is verschenen haar gemachtigde, mr. Deen voornoemd. Het Uwv is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Aan appellante is, in aansluiting op de wachttijd van 52 weken vanaf 23 juni 1999, een WAO-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. Bij besluit van 18 oktober 2004 heeft het Uwv, in het kader van een medische herbeoordeling, besloten de WAO-uitkering te herzien en nader vast te stellen naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45 tot 55% ingaande 12 december 2004.
1.3. Bij het bestreden besluit van 16 september 2005 heeft het Uwv het hiertegen ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
1.4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft zij overwogen dat zij geen grond voor twijfel ziet aan het oordeel van beide verzekeringsartsen en dat de geschiktheid van de voorgehouden functies afdoende is gemotiveerd.
1.5. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de beperkingen die zij ondervindt tengevolge van met name haar psychische klachten door de verzekeringsartsen van het Uwv zijn onderschat en dat zij de voorgehouden functies niet kan uitoefenen gelet op haar beperkingen en de voorgeschreven medicatie. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij een brief van haar behandelende psychiater R.W. Jessurun, gedateerd 22 augustus 2006, ingediend.
1.6. Het Uwv heeft bij het verweerschrift het eerder ingenomen standpunt gehandhaafd.
2.1. De Raad overweegt het volgende.
2.2. De Raad ziet met de rechtbank geen aanleiding tot twijfel aan de resultaten van de medische beoordeling verricht door de verzekeringsartsen, zoals neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en stelt zich volledig achter de overwegingen van de rechtbank terzake. De in hoger beroep ingediende brief van psychiater Jessurun, gedateerd 22 augustus 2006, doet hieraan niet af, nu deze psychiater naar het oordeel van de Raad onvoldoende medische onderbouwing heeft gegeven voor zijn oordeel dat appellante volledig arbeidsongeschikt is en derhalve de geselecteerde functies niet kan uitoefenen. Gelet op de in het dossier aanwezige medische informatie van met name Jessurun van 7 november 2000; de rapportage van de psychiatrische expertise van de door het Uwv geraadpleegde psychiater E.F. Van Ittersum van 6 december 2000 en de rapportage van Van Ittersum van 31 mei 2005 kan de Raad zich verenigen met de medisch inhoudelijke reactie van de bezwaarverzekeringsarts B.C.M. Admiraal van 18 oktober 2006 op de bovengenoemde brief van Jessurun.
Gelet op het voorgaande ziet de Raad geen aanleiding om een onderzoek te laten verrichten door een onafhankelijk deskundige.
2.3. Voorts is de Raad, met de rechtbank, van oordeel dat de arbeidsdeskundige en bezwaararbeidsdeskundige afdoende hebben gemotiveerd dat de belasting in de voorgehouden functies van produktiemedewerker textiel (SBC-code 272043), produktiemedewerker (SBC-code 111180) en huishoudelijk medewerker (SBC-code 111333) de belastbaarheid van appellante, zoals neergelegd in de FML, niet te boven gaat en stelt zich ook op dit punt volledig achter de overwegingen van de rechtbank terzake.
3.1. Gelet op het bovenstaande slaagt het hoger beroep niet.
3.2. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2008.
(get.) J. Brand.
(get.) W.R. de Vries.
TM