ECLI:NL:CRVB:2008:BD7302

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-3001 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had op 12 december 2002 het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit van 27 november 2001 ongegrond verklaard, waarbij het Uwv weigerde appellant een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen. De reden hiervoor was dat appellant, ondanks zijn lichamelijke klachten, in staat werd geacht om met gangbare functies een inkomen te verwerven dat niet leidde tot een relevant verlies aan verdiencapaciteit.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak het oordeel van de onafhankelijke deskundige, neuroloog J.W. Stenvers, gevolgd. Stenvers had in zijn rapport van 11 januari 2008 geconcludeerd dat de door de verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid van appellant correct was en dat appellant in staat was om de door de arbeidsdeskundige aangeduide functies te vervullen. De Raad heeft benadrukt dat het oordeel van een door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in principe gevolgd dient te worden, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die afwijking van deze hoofdregel rechtvaardigen. In dit geval heeft de Raad geen aanleiding gezien om van deze hoofdregel af te wijken, aangezien de conclusies van Stenvers goed onderbouwd waren.

De Raad heeft ook de rapporten van het Instituut Psychosofia, dat door appellant was ingeroepen ter ondersteuning van zijn standpunt, niet als voldoende overtuigend beschouwd om de conclusies van de onafhankelijke deskundige te weerleggen. De Raad heeft vastgesteld dat het bestreden besluit van het Uwv op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag berustte. Daarom heeft de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het beroep van appellant ongegrond verklaard. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

04/3001 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 mei 2004, 02/3522 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 4 juli 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift met bijlage ingediend en een rapport d.d. 13 april 2006 van bezwaarverzekeringsarts S.R. Hofman toegezonden
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2006, waar appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A.S. Foy, advocaat te Amersfoort.
Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. van Wijngaarden.
Na de behandeling van het geding ter zitting van de Raad is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, in verband waarmee de Raad heeft besloten het onderzoek te heropenen.
Door de Raad desverzocht heeft J.W. Stenvers, neuroloog te Amsterdam, bij rapport van 11 januari 2008, van verslag en advies gediend.
Het geding is opnieuw ter zitting behandeld op 23 mei 2008, waar zowel appellant als zijn gemachtigde, mr. Foy, zijn verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.K. Dekker.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende.
2. In geding is het besluit van 12 december 2002 (hierna: bestreden besluit), waarbij het Uwv ongegrond heeft verklaard het bezwaar van appellant tegen het besluit van 27 november 2001, waarbij het Uwv na ommekomst van de wettelijke wachttijd van 52 weken heeft geweigerd appellant een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen op de grond dat hij met gangbare functies nog een zodanig inkomen kan verwerven dat hij in vergelijking met het maatgevende inkomen geen voor de toepassing van de WAO relevant verlies aan verdiencapaciteit lijdt.
3. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. In hoger beroep is namens appellant - kort samengevat - aangevoerd dat zijn lichamelijke klachten zijn onderschat. Ter ondersteuning hiervan is verwezen naar de eerder in de procedure overgelegde informatie uit de behandelende sector van, onder andere, O. Schreuder, orthopedisch chirurg, alsook naar de rapporten van Instituut Psychosofia, Centrum voor Spirituele Geneeswijze en Spirituele Dans (Psychosofia).
5.1. Wat betreft het medisch aspect van de in geding zijnde beoordeling kent de Raad doorslaggevende betekenis toe aan het bij rapport van 11 januari 2008 gegeven advies van de door de Raad geraadpleegde deskundige Stenvers, die zich kan verenigen met de door de verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid van appellant en hem in staat achtte op 14 november 2001 de door de arbeidsdeskundige voor hem geduide functies te vervullen. In ’s Raads vaste jurisprudentie ligt besloten dat de Raad het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige volgt, tenzij op grond van bijzondere omstandigheden afwijking van deze hoofdregel is geïndiceerd. De Raad is van oordeel dat er in het thans aanhangige geval geen aanleiding bestaat om van deze hoofdregel af te wijken. Daartoe heeft de Raad in aanmerking genomen dat de conclusies van Stenvers op een voldoende uitgebreid en zorgvuldig onderzoek berusten en overtuigend, aan de hand van relevante medische onderzoeken, zijn gemotiveerd. Voor wat betreft de namens appellant ingebrachte rapporten van Psychosofia verwijst de Raad naar zijn -inmiddels- vaste jurisprudentie ter zake van gegevens afkomstig van dit instituut. Hierin ligt besloten dat bedoelde rapporten niet kunnen dienen om een uitzondering aan te nemen op evenvermelde hoofdregel inzake het belang dat toekomt aan een door de rechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige. Aldus is voor de Raad genoegzaam komen vast te staan dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is.
5.2. De Raad, heeft uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid en gelet op het rapport van neuroloog Stenvers, evenmin grond om ervan uit te gaan dat de aan appellant voorgehouden functies voor hem in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn.
6. Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag berust, en dat derhalve de rechtbank het beroep van appellant tegen dat besluit terecht ongegrond heeft verklaard. De aangevallen uitspraak komt dan ook voor bevestiging in aanmerking.
7. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en A.T. de Kwaasteniet als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.W.A. Schimmel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2008.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) M.W.A. Schimmel.