ECLI:NL:CRVB:2008:BD6601

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-1748 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Uwv inzake WAO-uitkering en vergoeding proceskosten

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht van 20 februari 2006, waarin het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd bevestigd. Appellante, vertegenwoordigd door mr. C.H.J. Voncken-Crijns, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van 19 september 2005, dat berustte op een ondeugdelijke medische grondslag. De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 juli 2008 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 23 mei 2008 is appellante niet verschenen, terwijl het Uwv zich liet vertegenwoordigen door mr. F. van Dam.

De Raad heeft vastgesteld dat het besluit van het Uwv niet in stand kan blijven, omdat het berustte op een ondeugdelijke medische grondslag. De aangevallen uitspraak en het bestreden besluit zijn vernietigd. Appellante heeft verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, wettelijke rente en griffierecht. De Raad heeft de kosten van rechtsbijstand begroot op € 322,- voor zowel de procedure in beroep als in hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft de Raad van bestuur van het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 644,- bedragen, en heeft bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 142,- aan appellante dient te vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met D.J. van der Vos als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier M.W.A. Schimmel.

Uitspraak

06/1748 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 20 februari 2006, 05/2338 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 4 juli 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.H.J. Voncken-Crijns, werkzaam bij de Stichting Rechtsbijstand te Tilburg, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Namens appellante zijn nadere stukken ingezonden, waarop van de zijde van het Uwv is gereageerd.
Door de Raad desverzocht heeft psychiater prof. dr. G.F. Koerselman bij rapport van 19 maart 2008 van verslag en advies gediend met betrekking tot enige omtrent de gezondheidstoestand en het vermogen tot het verrichten van arbeid van appellante gerezen vragen.
Bij schrijven van 8 april 2008 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar ingebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2008. Appellante is met voorafgaand bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F. van Dam.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij schrijven van 8 april 2008 heeft het Uwv te kennen gegeven de conclusies van de door de Raad geraadpleegde deskundige te zullen volgen. Het bij dit schrijven gevoegde nieuwe besluit op bezwaar van 8 april 2008 heeft als gevolg dat appellantes uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering alsnog met ingang van
23 mei 2005 ongewijzigd wordt voortgezet naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
2. De Raad is van oordeel dat in verband hiermee het besluit van 19 september 2005 (hierna besluit 1), als berustend op een ondeugdelijke medische grondslag, niet in stand kan blijven. De aangevallen uitspraak alsmede dat besluit dienen te worden vernietigd.
3. Van de zijde van appellante is verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand overeenkomstig het besluit proceskosten bestuursrecht, vergoeding van de wettelijke rente en vergoeding van het griffierecht.
4. Het verzoek van appellante om vergoeding van de wettelijke rente komt voor toewijzing in aanmerking. Wat betreft de wijze waarop het Uwv de aan appellante toekomende vergoeding, bestaande uit de wettelijke rente over de na te betalen uitkering dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 1 november 1995, LJN: ZB1495.
4.1. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep.
4.2. Deze kosten worden begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 gegrond en vernietigt dat besluit;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot vergoeding van schade als hiervoor is aangegeven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot
€ 644,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het betaalde griffierecht van € 142,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en A.T. de Kwaasteniet als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.W.A. Schimmel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2008.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) M.W.A. Schimmel.
JL