ECLI:NL:CRVB:2008:BD6590

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/4154 WAO, 06/4456 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake WAO-schatting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Betrokkene, vertegenwoordigd door P.J. Reeser van SRK Rechtsbijstand, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 juli 2006. De rechtbank had het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit van het Uwv vernietigd, waarbij het Uwv was opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van betrokkene. Betrokkene verzocht om een hogere WAO-uitkering dan de eerder toegekende uitkering van 65-80% arbeidsongeschiktheid, met als geschilpunt de medische component van het besluit.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 juli 2008 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat de rechtbank de medische beroepsgrond terecht had verworpen, omdat de (para-)medische rapportages waar betrokkene zich op beriep, geen betrekking hadden op de relevante datum van 14 november 2003. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Dit betekent dat het Uwv niet opnieuw een beslissing hoeft te nemen, omdat de arbeidskundige toelichting die in hoger beroep was ingediend, voldoende was om de geschiktheid van de functies voor betrokkene aan te tonen.

Daarnaast werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die zijn vastgesteld op € 644,-, en moest het Uwv het griffierecht van € 105,- aan betrokkene vergoeden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en A.T. de Kwaasteniet als leden, in aanwezigheid van griffier M.W.A. Schimmel.

Uitspraak

06/4154 WAO
06/4456 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
[Betrokkene],
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 6 juli 2006, 05/2966 (hierna: de aangevallen uitspraak),
in de gedingen tussen:
partijen.
Datum uitspraak: 4 juli 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft P.J. Reeser, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld en bij brief van 18 oktober 2006 enkele stukken ingezonden.
Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld en tegen het hoger beroep van betrokkene verweer gevoerd. Bij schrijven van 11 april 2008 is een nadere arbeidskundige toelichting in het geding gebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2008. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door de heer Reeser. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E.H.J.A. Olthof.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Het inleidende beroep is gericht tegen het besluit van 17 augustus 2005 ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Hierbij heeft het Uwv, voor zover van belang, gehandhaafd zijn besluit van 29 juli 2004.
2.1. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van betrokkene met bepalingen over de vergoeding van proceskosten en griffierecht.
3.1.1. Betrokkene is in hoger beroep gekomen tegen de verwerping van de door haar tegen de medische component van het bestreden besluit aangevoerde beroepsgrond.
3.1.2. Betrokkene verlangt per 14 november 2003 een hogere dan de haar naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65-80% verstrekte WAO-uitkering.
3.2.1. Het hoger beroep van het Uwv richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd, nu is nagelaten de zogenaamde “G’s” op het uit het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem verkregen resultaat functiebeoordeling toe te lichten.
3.2.2. Ter zitting heeft het Uwv zijn standpunt gewijzigd. Thans onderschrijft het Uwv het door hem in hoger beroep aangevochten oordeel van de rechtbank, maar hij heeft betoogd dat met de door hem in hoger beroep overgelegde nadere arbeidskundige toelichting (alsnog) voldoende inzichtelijk is gemaakt dat de aan betrokkene voorgehouden functies voor haar geschikt zijn. Daarom heeft het Uwv de Raad gevraagd de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
4. De door de rechtbank beschreven feiten zijn tussen partijen niet in geschil. De Raad zal van deze feiten uitgaan.
5.1. De Raad kan zich volledig vinden in de verwerping van de medische beroepsgrond door de rechtbank. De (para-)medische rapportages waarop betrokkene zich in hoger beroep heeft beroepen, hebben geen betrekking op de in geschil zijnde datum
14 november 2003.
5.2. Met de rechtbank is de Raad voorts van oordeel dat de motivering van het bestreden besluit niet voldeed, bij gebreke van een toelichting van de van een G voorziene belastingaspecten in het resultaat functiebeoordeling. Dit gebrek is in hoger beroep echter hersteld, met de arbeidskundige toelichting van 11 april 2008. Hierin vindt de Raad aanleiding om te voldoen aan het verzoek van het Uwv om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Daartoe dient de aangevallen uitspraak te worden vernietigd, voor zover daarbij het Uwv is opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar.
5.3. Het Uwv zal in de kosten van het geding in hoger beroep worden veroordeeld, aan de zijde van betrokkene wegens de haar verleende rechtsbijstand begroot op € 644,-.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak, uitsluitend in zoverre daarbij het de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten in hoger beroep tot een bedrag van € 644, te voldoen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan betrokkene;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan betrokkene het door haar in hoger beroep betaalde griffierecht ad € 105,- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en A.T. de Kwaasteniet als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.W.A. Schimmel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2008.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) M.W.A. Schimmel.
RB