ECLI:NL:CRVB:2008:BD6151
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn beroep tegen de intrekking van zijn WAO-uitkering ongegrond werd verklaard. Appellant, geboren in 1974, was sinds 1994 arbeidsongeschikt door psychische klachten en ontving een WAO-uitkering van 80 tot 100%. In 2005 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) zijn uitkering per 9 april 2005 ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid op dat moment minder dan 15% zou zijn. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond.
In hoger beroep stelde appellant dat het onderzoek door het Uwv onvoldoende zorgvuldig was en dat hij door zijn psychische klachten niet in staat was om arbeid te verrichten. Hij verwees naar zijn deelname aan gedragstherapie in 2006 en de latere herbeoordeling door het Uwv, die hem opnieuw als volledig arbeidsongeschikt had aangemerkt. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de bevindingen van het Uwv over de belastbaarheid van appellant niet onjuist waren. De Raad erkende de beperkingen van appellant, maar concludeerde dat er geen bewijs was dat hij volledig onvermogen had om te functioneren.
De Raad stelde vast dat het Uwv rekening had gehouden met de beperkingen van appellant en dat er functies waren aangeduid die hij kon vervullen, waardoor het inkomensverlies minder dan 15% bedroeg. De Raad bevestigde de beslissing van het Uwv om de WAO-uitkering in te trekken en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was volgens de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd openbaar gedaan op 1 juli 2008.